2.
INDIENSTSTELLING
2.1
Overbrug de veiligheidscontacten N.G.
2.2
Voor de indienststelling, controleer de gekozen toepassing op basis van de voorbeelden uit het volgende paragraaf. Bepaal
het type automatisme door middel van jumpers S1-S2-S3-S4. Bij één-vleugelige automatisatie, OM=OFF.
2.3
Set TC and R1 at maximum and TR at minimum (or increase TR if the wing doors are overlapped).
2.4
Sluit de voeding aan.
OPGELET: De volgende bewerkingen worden uitgevoerd zonder veiligheden.
Keer de polariteit van de motor om in functie van de draaiwijze van de vleugels.
Opmerking: de eerste sluit-beweging na een stroomonderbreking (als TR>MIN) gebeurt vleugel per vleugel (eerst de vleu-
gel aangedreven door motor 2 en daarna de vleugel aangedreven door motor 1) en kan vertraagd gebeuren.
Indien vertragings-eindeloop-schakelaars geïnstalleerd werden, regel deze voor het openen en sluiten en stel
2.5
M1 en M2 op maximum waarde.
Stel VM in en verifieer de open- en sluitingsnelheid.
OPGELET: als de vleugels hard dichtslaan, regel dan de eindeloop-switchen zo dat deze vroeger schakelen.
2.6
Indien geen vertragings-eindeloop-schakelaars geïnstalleerd werden, stel M1 (M2) en VM op midden waarde.
- Regel de gewenste snelheid bij openen en sluiten dmv VM.
OPMERKING: stuur nooit een nieuw signaal alvorens de voorgaande beweging beëindigd werd.
OPGELET: de automatisering kan tegen de eindstoppen slaan.
Nadat de gewenste snelheid werd ingesteld en gecontroleerd door de automatisatie eens te openen en te sluiten, regel de
bedieningstijd M1 (M2) zo dat de vleugels zachtjes en traag tegen de stoppen lopen. Een vertragingstijd wordt aangeraden,
om de beweging volledig af te werken, zelfs in geval van wrijving of slechte omgevingsfactoren (wind, vorst, ...)
OPMERKING: om een vermindering in snelheid te compenseren en om de beste sturing te garanderen is het belangrijk dat
de poort tot rust komt tegen de stoppen voordat de motoren halt houden.
2.7
Sluit de veiligheidscomponenten aan (verwijder de jumpers) en controleer hun functie.
2.8
Indien nodig, regel de vertraging van motor 1 bij het sluiten, met TR.
2.9
Indien nodig, activeer het automatisch sluiten en regel de automatische sluitingstijd dmv TC.
2.10 Stel de obstakeldetectie-gevoeligheid in met R1.
OPGELET: als de tweede vleugel die sluit (TR>MIN) een obstakel voelt, gaan beide vleugels open. Het sluiten zal dan per
vleugel gebeuren.
OPMERKING: zorg ervoor dat de kracht uitgeoefend door de vleugels conform de normen EN12453 en EN12445 is.
2.11 Indien gewenst, regel de tijd voor deels openen van motor 1 via RP.
2.12 Indien gewenst, plug de ontvanger in de OPEN klemmen, programmeer de zenders zoals aangegeven in de handleiding
en controleer de werking.
2.13 Sluit de eventuele andere toebehoren aan en controleer de werking.
2.14 Sluit de sturingskast na de indienststelling en de controle.
7
NL
VIVAH - IP1776