5.
TOEPASSING VOOR AUTOMATISATIE MET 1 MOTOR
NL
Wanneer de VIVAH stuurkast gebruikt wordt voor de automa-
tisatie van 1 vleugel, een schuifhek of een kantelpoort, dienen
volgende aansluitingen te gebeuren:
-
(Fig. 5.1) Gebruik zonder eindeloop schakelaars
Verwijder jumper OM (=OFF).
Verbind de motor zoals aangegeven op het schema.
OPMERKING: tijdens het openen is de polariteit +/- zoals
aangegeven op de tekening.
Regel VM volgens de gewenste snelheid.
Regel M1 zodat de vleugel voor de mechanisch aanslag
vertraagt.
Met deze verbindingen stopt de vleugel bij het openen en
sluiten op de mechanische aanslag.
Wanneer de ingestelde tijd van M1 voorbij is: vertraagt de
vleugel bij het openen, voor max. 10 sec, bij het sluiten
vertraagt de vleugel tot zij de mechanische aanslag bereikt
heeft.
-
(Fig.5.2)Gebruik met vertragingseindeloop schakelaars
Verwijder jumper OM (=OFF).
Verbind de motor en de vertragingseindelopen zoals aan-
gegeven op het schema.
(A) De vertragingseindeloop opent
(C) De vertragingseindeloop sluit
Regel M1 = MAX.
Regel VM volgens de gewenste snelheid.
Met deze verbindingen stopt elke vleugel bij het openen en
sluiten op de mechanische aanslag.
Wanneer de vertragingseindelopen geactiveerd zijn: be-
draagt de vertragingstijd bij het openen en sluiten max. 10
sec.
-
(Fig. 5.3) Gebruik met eindeloopschakelaars als eind-
stop
Verwijder jumper OM en FC (= OFF).
Verbind de motor en de eindelopen zoals aangegeven op
het schema.
(A) De eindeloop opent
(C) De eindeloop sluit
OPMERKING: één enkele eindeloop kan ook geïnstalleerd
worden.
Regel M1< MAX.
Regel VM volgens de gewenste snelheid.
Regel M1 zodat de vleugel vertraagt voordat de eindelopen
geactiveerd worden.
Bij deze aansluiting stopt de vleugel zodra de eindeloop
geactiveerd wordt.
Wanneer de ingestelde tijd van M1 voorbij is: vertraagt de
vleugel bij het openen, voor max. 10 sec, bij het sluiten
vertraagt de vleugel tot zij de mechanische aanslag bereikt
heeft.
VIVAH - IP1776
max. 10 s
M1(VM)
1N4007
max. 10 s
A
VM
1N4007
A
max. 10 s
M1(VM)
10
M1(VM)
Fig. 5.1
VM
C
max. 10 s
Fig. 5.2
M1 (VM)
C
Fig. 5.3