3.
Koppel de hefarmen (2) aan de machine en gebruik hierbij de 3-punts pennen. Borg de
pennen met de clips.
4. Stel de stabilisator van de hefarmen (2) in op 100mm zijwaartse slag.
5. Monteer de topstang (3) op de tractor en koppel deze aan de machine.
6. Stel de topstang (3) zo af dat de machine in werkpositie parallel met de ondergrond staat.
Als de machine niet correct is gemonteerd achter de tractor kunnen verschillende PTO
hoeken trillingen veroorzaken in de aandrijflijn van de machine. Deze trillingen kunnen
de machine beschadigen.
7. Verbind de PTO (5) met de tractor (slipkoppeling aan machinezijde).
8. Sluit de hydrauliek slangen (4) aan.
Zorg ervoor dat de 3-punts pennen gezekerd zijn met de clips.
9. Start de tractor en hef de machine omhoog.
7.2. Afkoppelen van de machine
De machine dient als volgt afgekoppeld te worden: (Fig. 6)
1.
Rij naar de locatie waar de machine afgekoppeld moet worden.
Zorg ervoor dat de stallingsplek een stabiele ondergrond heeft en dat de machine niet
kan wegzakken.
Zorg ervoor dat de machine en tractor niet kunnen verplaatsen tijdens het afkoppelen.
Zet de motor van de tractor uit voordat de machine wordt afgekoppeld.
2.
Zet de machine voorzichtig op de grond.
Controleer nogmaals of de machine stabiel op de ondergrond staat.
3. Maak de topstang (3) los en verwijder deze.
4. Ontkoppel de hefarmen (2) van de machine.
5. Neem de hydrauliek slangen (5) los en berg deze op.
6. Ontkoppel de PTO (5) aan de tractorzijde.
7. Start de tractor en rijdt deze weg.
17