4 Installatie van de unit
c
a
Afdakje tegen de sneeuw
b
Voetstuk
c
Belangrijkste windrichting
d
Luchtuitlaat
Voorzie best minstens 150 mm vrije ruimte onder de unit (300 mm in
streken waar veel sneeuw valt). De unit moet bovendien ook
minstens 100 mm boven de maximaal verwachte sneeuwhoogte
geplaatst zijn. Voorzie indien nodig een verhoging. Zie
monteren" [ 4 10] voor meer informatie.
buitenunit
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
4.2
De buitenunit monteren
4.2.1
De installatiestructuur voorzien
Gebruik een trilbestendig rubber (lokaal te voorzien) in gevallen
waar trillingen op het gebouw kunnen worden overgedragen.
Als de afvoer goed is, mag de unit rechtstreeks op een betonnen
veranda of een ander stevig oppervlak worden geïnstalleerd.
Leg 4 sets met M8- of M10-funderingsbouten, moeren en vulringen
klaar (lokaal te voorzien).
Montagehandleiding
10
a
c
b
"4.2 De
(mm)
a
100 mm boven verwachte niveau van sneeuw
4.2.2
De buitenunit installeren
4.2.3
Afvoer voorzien
OPMERKING
Gebruik
in
koude
streken
afvoerslang en afvoerdeksels (groot, deksel) met de
buitenunit. Neem de gepaste maatregelen zodat het
afgevoerde condensaat NIET kan bevriezen.
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit afgedekt zijn
door een installatiebasis of de vloer, plaatst u extra voeten
van ≤30 mm hoog onder de voeten van de buitenunit.
▪ Gebruik een afvoeraansluiting voor de afvoer.
a
a
Afvoeropening
4× M8/M10
GEEN
afvoeraansluiting,
3AMXF-A9, 3AMXF-A9, 3AMXM-N9
R32 Split-reeks
3P600450-1R – 2022.05