3.2 De unit installeren
Interpretatie:
- De installatieplaats moet conform de voorschriften van het land zijn, alsook
de minimale vereisten beschreven in paragraaf 3.1.
Installatie:
NIBE GBM 10-15 muurcondensboiler van het type C; dit apparaat is ontworpen
uitsluitend voor gebruik met de tank en kan geïnstalleerd worden in om het
even welke ruimte, zonder limieten m.b.t. de ventilatie en het volume.
Afhankelijk van het soort van accessoire voor de rookgasafvoer dat gebruikt
wordt, wordt het geklasseerd in een van de volgende categorieën B23P; B53P;
C13,C13x; C23; C33,C33x; C43,C43x; C53,C53x; C63,C63x; C83,C83x; C93,C93x.
Om de boiler correct te plaatsen, denk eraan dat:
- de boiler niet geplaatst mag worden boven een fornuis of ander kookinstru-
ment
- het verboden is ontvlambare stoffen in de ruimte te laten
- hitgevoelige muren geïsoleerd moeten worden (vb. houten wanden)
De positie en grootte van de waterconnectors worden gedetailleerd weerge-
geven:
M
levering watertank
G
gasaansluiting
R
retour watertank
Installeer zoals volgt (fig. 8):
- plaats de steunplaat van de boiler (A) tegen de muur en gebruik een waterpas
om ervoor te zorgen dat de boiler perfect recht hangt
- teken 4 gaten af voor de bevestiging van de steunplaat van de boiler
- controleer de metingen en boor de gaten in de muur m.b.v. een boor en de
correcte boorpunt
- bevestig de plaat aan de muur
- haak de boiler vast aan de steunplaat
- assembleer de hydraulische leidingen en de gaskraan m.b.v. de pakking
- sluit het apparaat aan
Het is raadzaam waterkranen te installeren tussen de boiler en de tank,
voor de onderhoudswerkzaamheden.
Gas aansluiting
Voordat de gasleiding wordt aangesloten, controleer of de gassoort overe-
enkomt met de gassoort die op het typeplaatje is vermeld.
Zorg dat de leiding schoon is.
De gasleiding dient volgens de geldende voorschriften worden aangelegd. Voor
aansluiting van de ketel kan het bijgeleverde overgangsstuk worden gebruikt.
Controleer na montage of alle verbindingen gasdicht zijn.
3.3 Kenmerken van het water in het verwarmingscircuit
Zorg ervoor dat de kenmerken van het water voldoen aan de parameters aan-
gegeven in de tabel.
Parameters
um
PH
Hardheid
°F
Uitzicht
Het wordt aangeraden k te vullen met zacht water bij de eerste vulling.
3.4 Opvangen van het condens
Tijdens de normale werking produceert de boiler condens, dat opgevangen
wordt in een recipiënt ondergebracht in de windketel van de boiler.
Gebruik de meegeleverde rubberen slang om de uitgang van de recipiënt te
verbinden met een geschikt systeem voor de opvang en afvoer van het afvalwa-
ter, conform de geldende wetgeving. Deze verbinding moet een gegarandeerde
afdichting hebben.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade veroorzaakt
door het gebrek aan een opvangsysteem.
Gasaansluiting
Vooraleer het apparaat aan te sluiten op het gasnetwerk, controleer het volgen-
de:
- Of voldaan wordt aan de voorschriften.
- Of het gebruikte gastype correct is voor het apparaat.
- Of de leidingen schoon zijn.
Het gas moet extern geleid worden. Het wordt aanbevolen een correct gedi-
mensioneerde filter op de gaslijn te gebruiken ingeval het gas in de hoofdlei-
ding kleine vaste deeltjes zou bevatten. Na de installatie moet ervoor gezorgd
worden dat alle verbindingen luchtdicht zijn, conform de standaardvoorschriften.
3.5 Elektrische aansluiting (fig. 4)
Op de uitgang van het instrumentenpaneel zijn er twee kabels voor elektrische
aansluiting voorzien:
1) 230V voedingskabel
2) OT-buskabel.
Sluit de OT-buskabel aan op het beheertoestel.
Wissel de kabelaansluitingen niet om.
Maak eerst alle elektrische aansluitingen alvorens de ketel stroom
te geven.
3/4"
3/4"
3/4"
Water in HPSU-tank
7÷8
15÷20
helder
Het contact moet geschikt zijn voor laagspanning.
Herassembleer de afdekking op het instrumentpaneel en sluit het apparaat aan
op de hoofdvoedingslijn met een schakelaar met minstens 3,5 mm (EN 60335-1,
categorie III) tussen elke draad.
Het apparaat functioneert met wisselstroom van 230 Volt/50 Hz en is conform
de norm EN 60335-1.
Sluit de boiler aan op een veilig aardingscircuit, volgens de huidige wetgeving.
Gebruik de meegeleverde voedingskabel om de boiler aan te sluiten op het
elektriciteitsnet.
Als de voedingskabel vervangen moet worden, gebruik er dan een van het type
HAR H05V2V2-F, 3 x 0,75 mm
2
De installateur moet ervoor zorgen dat het apparaat correct geaard wordt;
de fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade te wijten
aan een verkeerde of ontbrekende aarding.
De actieve en neutrale (L-N) aansluitingen moeten eveneens gerespect-
eerd worden.
De aardgeleider moet 2 cm langer zijn dan de anderen.
De boiler kan functioneren met een fase-neutraal of fase-fase voeding.
Voor zwevende voedingen zonder aardgeleider, is het noodzakelijk een isolatie-
transformator te gebruiken verankerd aan de vloer.
De gas-/en waterleidingen mogen niet gebruikt worden om de elektrische ui-
trusting te aarden.
3.6 De verwarming vullen
Vullen van de verwarming
Na het uitvoeren van de hydraulische aansluitingen, moet de tank gevuld wor-
den; dit moet gebeuren wanneer de isolatie koud is.
De verwarming wordt automatisch gevuld wanneer de tank vol is.
- Vul de tank volgens de instructies
- Open de waterkranen tussen de verwarming en de tank
- Sluit de dunne slang geleverd met de boiler aan op de klep boven de windke-
tel (B - fig. 15) om het water af te voeren in een externe container.
- Voed de boiler en laat de gaskraan dicht.
- De verwarming start een automatische cyclus om de lucht in het circuit af te
voeren
- Gebruik een CH11-moersleutel om de handmatige ontluchter boven de
luchtverdeelkast langzaam te openen (fig. 15)
- Laat het water en de luchtbellen uit de klep ontsnappen
- Uit de slang dichtbij de handklep ontsnapt alleen water.
- Open de gaskraan en schakel de boiler in.
Opmerking: de boiler wordt automatisch ontlucht via de twee automatische
ontluchtingskleppen A en E (fig. 14) gepositioneerd op de circulator en in de
luchtverdeelkast. Als u problemen ervaart bij het ontluchten van de boiler, ga te
werk zoals beschreven in paragraaf 3.8.
3.7 De verwarming draineren
Vooraleer de verwarming te drainen, schakel de elektrische stroomtoevoer uit
door de hoofdschakelaar van het systeem uit te zetten.
Sluit alle waterkranen tussen de verwarming en de tank
Draai de afvoerklep van het systeem (D) met de hand los en gebruik de meege-
leverd slang om de boiler te drainen.
3.8 Het verwarmingscircuit en de verwarming ontluchten
In de eerste installatiefase of voor bijzondere onderhoudswerkzaamheden
wordt u aangeraden de volgende sequentie van handelingen uit te voeren:
1. Gebruik een CH11-moersleutel om de handmatige ontluchter boven de
luchtverdeelkast te openen (fig. 15). Sluit de leiding (geleverd met de boi-
ler) aan op de klep, zodat het water afgevoerd kan worden in een externe
container.
2. Open de vulklep van het systeem op de hydraulische unit en wacht tot het
water uit de klep begint te stromen.
3. Schakel de elektriciteitstoevoer naar de boiler in en laat de gaskraan dicht.
4. Activeer een warmtevraag via de regelingang van de beheerinrichting.
5. Ga verder met de sequentie tot water uit de handontluchtingsklep stroomt
en de luchtstroom opgehouden is. Sluit de handontluchtingsklep.
6. Controleer of de systeemdruk correct is (het ideale niveau is 1 bar).
7. Draai de vulklep van het systeem dicht.
8. Open de gaskraan en ontsteek de boiler.
3.9 Rookgasafvoer en luchtzuiging
Neem de lokale voorschriften in acht voor de rookgasafvoer.
De rookgassen worden afgevoerd van een centrifugale ventilator onderge-
bracht in de verbrandingskamer en het regelpaneel controleert voortdurend of
het correct functioneert. De boiler wordt geleverd zonder de kit voor rookga-
safvoer/luchtzuiging, aangezien het mogelijk is de accessoires te gebruiken
voor apparaten met een verzegelde kamer voor gedwongen opname die beter
geschikt zijn voor de eigenschappen van de installatie.
Voor de rookgasafvoer en het herstel van de verbandingslucht van de boiler
is het van essentieel belang alleen gecertificeerde leidingen te gebruiken. De
aansluiting moet correct uitgevoerd worden, zoals aangegeven in de instructies
standaard geleverd met de rookgasaccessoires.
Meer apparaten kunnen aangesloten worden op een enkele rookleiding, op vo-
orwaarde dat elk apparaat van het type met verzegelde kamer is.
De boiler is een apparaat van het Type C (met verzegelde kamer) en moet daa-
rom een veilige aansluiting hebben op de rookgasafvoerleiding en de afzuiglei-
ding van de verbandingslucht; beiden voeren hun inhoud naar buiten af en zijn
essentieel voor de werking van het apparaat.
3
, met een maximale buitendiameter van 7 mm.