• Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan en bevestig deze zodanig dat een externe
kracht, die op de aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluitingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een
verkeerde schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop beschadigd raken en kan de schroef niet
goed vast worden gedraaid.
• Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan deze beschadigd raken. Zie de onderstaande
tabel voor het aanhaalmoment van de aansluitingen.
Klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbediening en
de transmissie
Klemmenblok voor de voedingsspanning
Aardklem
• Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het
andere geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het aardingseffect verloren gaan.)
• Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
<Bedrading voedingsspanning • aardingsbedrading • bedrading afstandsbediening • verbindingsme-
thode transmissiebedrading>
(1) Houdt de schakeldoos vast, draai de bevestigingsschroeven (2 stuks) los en verwijder het deksel van de
schakeldoos.
(2) Snijd de uitdrukopening weg en breng de kunststofbus (10) (accessoire) op de achterkant of de bovenkant
(metaalblad) aan.
(3) Trek de voedingskabel door het gat en sluit de kabel aan op het klemmenblok voor de voedingsspanning
(X2M; tweepolig). Sluit de aardingsbedrading aan op de aardingsaansluiting. Bindt de kabels vervolgens
met behulp van de meegeleverde kabelbinders (11) en klem (4) tot een bundel, zodat er geen spanning
kan komen te staan op het gedeelte van de transmissiebedrading. (Zie Afb. 32)
(4) Trek de bedrading van de afstandsbediening en de transmissie door het gat en sluit de bedrading van de
afstandsbediening aan op [P1·P2] en de bedrading van de transmissie aan op [F1·F2](geen polariteit).
Bindt de kabels vervolgens met behulp van de meegeleverde kabelbinders (11) en klem (4) tot een bun-
del, zodat er geen spanning kan komen te staan op het gedeelte van de transmissiebedrading. (Zie Afb.
32)
Nederlands
Aanhaalmoment (N·m)
Krimpringaansluiting
Cupring
Inkeping
0,88 ±0,08
1,47 ±0,14
1,69 ±0,25
21