8 Voorafgaand aan het opstarten van het systeem
Controleer na afloop van de installatie of:
• De unit overeenkomstig de instructies is geïnstalleerd.
• De kabels van de unit correct zijn aangesloten
• Buitenlucht- en retourluchtafsluiters en dempers zijn geïnstalleerd en dat het kanaalsysteem correct is
aangesloten op de unit.
• Alle kanalen voldoende zijn geïsoleerd en zijn geïnstalleerd in overeenstemming met plaatselijke
wet- en regelgeving.
• De buitenluchtaanzuiging op voldoende afstand van vervuilende bronnen is geplaatst (afzuigkap,
centraal vacuümsysteem e.d.) i.v.m. verdunningsfactor
• Alle externe apparatuur is aangesloten
• De unit correct is geconfigureerd en in bedrijf gesteld.
• Het weekschema en de instellingen voor de luchthoeveelheid zijn correct geprogrammeerd.
9 Bediening
9.1 Instellen van de temperatuur
De toevoerluchttemperatuur wordt handmatig in stappen van 1 K ingesteld in het display van het
hoofdmenu door het temperatuursymbool te kiezen.
Als een elektrische naverwarmer is geïnstalleerd, zijn de temperatuurinstelpunten:
12-22 °C. Voor een naverwarmer voor water zijn de instelpunten: 12-40 °C.
Als de naverwarmer is uitgeschakeld, zijn de temperatuurstappen:
15-19 °C. Standaardwaarde: 15,0 °C.
Iedere temperatuurstap wordt weergegeven door een meer gevuld temperatuursymbool en de temperatuur
wordt weergegeven in het display.
Een niet gevuld temperatuursymbool activeert de handmatige zomerstand. Zie hoofdstuk 9.3
9.2 Handmatige instelling van de luchthoeveelheid
Het is op ieder moment mogelijk de luchthoeveelheid handmatig in het display van het hoofdmenu in te
stellen. Door het ventilatorsymbool te kiezen en te bevestigen, is het mogelijk de luchthoeveelheid te
verhogen of verlagen in 5 stappen: Uit, Laag, Nom, Hoog en Auto.
Hierdoor overschrijft u het geprogrammeerde weekschema voor de unit tot aan het einde van de huidige
tijdsperiode in het weekprogramma (hoofdstuk 7.6).
SAVE VTR 500
20835113
21
Installatie en service
Systemair Sverige AB