A371-22-886 Issue R
3.8
De pompuitlaat aansluiten
Sluit de uitlaat aan op een geschikte behandelingsinstallatie om te voorkomen dat gevaarlijke
gassen en dampen in de omgevingslucht worden afgevoerd. Gebruik een opvangpot om te
voorkomen dat vervuild condensaat terugloopt in de pomp.
De pomp kan op de volgende wijzen op uw uitlaataccessoires of uw uitlaatbehandelings- installatie worden
aangesloten:
Sluit de vacuümslang met een binnendoorsnede van 10 mm of de kunststofslang met een binnendoorsnede
van 12 mm aan op het uitlaatmondstuk
Verwijder het uitlaatmondstuk en sluit op het BSP-schroefgat van
Verwijder het uitlaatmondstuk en vervang dit door een NW25-flensadapter (optioneel verkrijgbaar, raadpleeg
Hoofdstuk
7.4) en sluit vervolgens op de NW25-flens aan.
Neem de volgende informatie in acht voordat u een aansluiting maakt op de pompuitlaat:
Het uitlaatsysteem moet zo worden geconfigureerd dat de maximumdruk bij de pompuitlaat niet hoger is
dan 0,5 bar manometerdruk (1,5 bar absoluut, 1,5 x 10
Onder de volgende omstandigheden raadt Edwards de installatie van een olienevelfilter op de
pompuitlaat aan
als de pomp wordt gebruikt met de gasballastregeling geopend
als de pomp gedurende langere perioden wordt bediend met een hogere inlaatdruk dan 10 mbar
(7,5 Torr) of
als de pomp vaak omlaag wordt gepompt van atmosferische druk.
De nevelfilter vangt de olie op die wordt uitgestoten uit de pomp: de olie kan worden hergebruikt als het
niet verontreinigd is.
3.9
Het systeem aan een lektest onderwerpen
Voer een lektest uit van het systeem en dicht alle gevonden lekken na het installeren van de pomp, voor het
voorkomen van lekkage van stoffen uit het systeem en lekkage van lucht in het systeem.
Pagina 14
WAARSCHUWING
(Figuur
1, onderdeel 7).
5
Pa, 21,75 psi) bij volledige pompdoorvoer.
© Edwards Limited 2013. Alle rechten voorbehouden.
Edwards en het Edwards logo zijn handelsmerken van Edwards Limited.
3
/
inch aan.
8