7 Bediening en besturing
7.7.1 Bedienen van de tapwater-warmtepomp met de Optima 170
De tapwater-warmtepomp is een compleet apparaat met een warmwatertank van 285 liter, ven-
tilator, warmtepomp en volledige automatisering. Het apparaat wordt uitsluitend gebruikt voor
het verwarmen van tapwater binnen de ingestelde temperatuurlimiet. De hulpfunctie voor het
voeden van een kleine vloerverwarmingsunit of voor een alternatieve warmte-invoer is beschik-
baar in het model NIBE MT-WH 2029-1FS.
7.7.2 Prestaties
De tapwater-warmtepomp kan binnen 11,5 uur 367 liter water opwarmen van 10 °C tot
52,5 °C bij een extractieluchttemperatuur van 7 °C. De verwarmingstijd is altijd afhankelijk van
de temperatuur van het koude water dat aan de watertank wordt gevoed, de extractieluchttem-
peratuur en het aftappatroon. De elektrische dompelverwarmer van 1,5 kW kan worden geacti-
veerd wanneer er extra warm water nodig is.
De tapwater-warmtepomp verbruikt slechts 28% stroom in vergelijking met een conventionele
elektrische waterboiler.
7.7.3 De functie van de warmtepomp
Kort nadat warm water wordt getapt, start de regeling de compressor. De compressor loopt,
totdat de hele watertank de ingestelde temperatuur heeft bereikt. Normaliter kan de tapwa-
ter-warmtepomp voldoende warm water produceren voor het warmwaterverbruik van een
volledig gezin.
7.7.4 Waterverwarming
Wanneer warm water wordt afgetapt, wordt koud water gevoed aan de onderzijde van de wa-
tertank. Een sensor meet de temperatuur onderin de watertank. Wanneer de temperatuur 5 °C
onder de insteltemperatuur is gezakt, start de compressor en blaast de ventilator lucht door de
verdamper. Wanneer het water wordt opgewarmd tot de insteltemperatuur, stopt de compressor
(en de ventilator) weer.
7.7.5 Bediening van de ventilator
De ventilator kan blijven draaien, zelfs wanneer de compressor is gestopt. Selecteer modus 2 of
modus 3.
Deze functies worden gebruikt wanneer een tapwater-warmtepomp ook wordt gebruikt voor
het extraheren van lucht uit vochtige ruimtes in de woning.
Zolang de invoer aan T10 (externe start/stop) is kortgesloten, wordt de regeling gedwongen om
modus 3 uit te voeren. Dit kan worden gebruikt om te zorgen voor extra extractie van bijv. de
badkamer tijdens het douchen. Wanneer de invoer aan T10 niet meer is kortgesloten, gaat de
regelaar vóór het kortsluiten terug naar de modus.
7.7.6 Ontdooien
Wanneer er ijs op de verdamper wordt gevormd is het temperatuurverschil tussen de tempe-
ratuur vóór de verdamper en de temperatuur in de verdamper te hoog en start het systeem de
ontdooicyclus (zie tabel voor ontdooien). De magneetklep (MA4) opent en de ventilator stopt,
totdat het ijs is gesmolten en de verdamper een temperatuur heeft bereikt van ongeveer 10 °C
(in overeenstemming met het instelpunt in menupunt P4). Daarna sluit de magneetklep weer en
start de ventilator.
34