Wanneer de pomp (relais R9) wordt geactiveerd, schakelt de warmtepomp en de elektrische
dompelverwarmer uit. Nadat de pomp (relais R9) is gedeactivateerd gebeurt het volgende na 15
min:
• Als de T5-temperatuur (vóór de verdamper) hoger is dan 5,5 °C, wordt de warmtepomp
geactiveerd.
• Als de T5-temperatuur (vóór de verdamper) lager is dan 4,5 °C, wordt de elektrische dompel-
verwarmer geactiveerd.
Waarde van 4: De koelfunctie die een driewegs klep activeert, die de koude uitlaatlucht naar
een te koelen ruimte richt. Deze functie wordt geregeld door het temperatuurinstelpunt in
menupunt E2 en de T9-sensor:
• Als de T9-temperatuur hoger is dan het instelpunt bij menupunt E2, schakelt relais R9 in.
• Als de T9-temperatuur lager is dan het instelpunt bij menupunt E2, schakelt relais R9 uit.
Deze functie is onafhankelijk van de loopstatus van de warmtepomp.
Waarde van 5: De koelfunctie die een driewegs klep activeert, die de koude uitlaatlucht naar
een te koelen ruimte richt. Deze functie wordt geregeld door het temperatuurinstelpunt bij
menupunt E2 en de T9-sensor, maar werkt tegengesteld aan menu-optie E19 = 4:
• Als de T9-temperatuur hoger is dan het instelpunt bij menupunt E2, schakelt relais R9 uit.
• Als de T9-temperatuur lager is dan het instelpunt bij menupunt E2, schakelt relais R9 in.
Deze functie is onafhankelijk van de loopstatus van de warmtepomp.
Waarde 6: Relais R9 is AAN, als de compressor loopt en UIT als het niet loopt.
Deze functie is onafhankelijk van de loopstatus van de warmtepomp.
Opties: 0-6
Fabrieksinstelling: 0
E20: Hysterese van de zonnecollector
Hier kunt u instellen hoeveel de temperatuur in de zonnecollector (T9) boven de temperatuur in
de watertank (T8) moet zijn voordat de zonnepomp gaat starten. Zie menu-optie E19.
Opties: 1-5 °C
Fabrieksinstelling: 5 °C
E21: TX-instelpunt
Om hoge werkdrukken in het koelsysteem te voorkomen is het nodig om de prestaties van het
systeem voor het laatste deel van de verwarmingscyclus te verlagen. Hier wordt de watertempe-
ratuur (T8) ingesteld waarbij de verlaging moet beginnen.
Opties: 0-55 °C.
Fabrieksinstelling: 45 °C.
E23: Tmop
Deze waarde specificeert de maximaal toegestane verdampertemperatuur (T6). Dit voorkomt
overbelasting van het koelsysteem bij hoge omgevingstemperaturen.
Opties: 0-30 °C
Fabrieksinstelling: 25 °C
27