7 Bediening en besturing
E25: Ventilatorsnelheidsmodus 1 + 2
Indien de lucht langere tijd geëxtraheerd moet worden, kan modus 2 (P1) gekozen worden. De
ventilator zal nu gaan lopen totdat het naar een andere modus wordt gewisseld. Voer de snel-
heid in waarin de ventilator moet werken als modus 2 wordt gekozen. Let erop dat deze optie
ook de maximale snelheid van de ventilator in modus 1 beperkt.
Opties: 0-100 %
Fabrieksinstelling: 100 %
E26: Ventilatorsnelheidsmodus 3
Voer de snelheid in waarin de ventilator moet werken als modus 3 (P1) wordt gekozen. Deze
optie wordt geselecteerd wanneer voor een korte periode gedwongen extractie vanuit het huis
nodig is.
Opties: 0-100 %
Fabrieksinstelling: 100 %
E30: PV-regeling van dompelverwarmer
Het percentage van de T10-ingangsspanning waarbij de elektrische dompelverwarmer inscha-
kelt. Als de invoer hoger is dan het instelpunt, is de dompelverwarmer aan. Als de ingangswaar-
de eronder zakt, schakelt de dompelverwarmer na 2 minuten uit. Als deze waarde is ingesteld
naar 0 wordt de PV-regeling van de dompelverwarmer uitgeschakeld.
Zie het onderstaande diagram voor de omzetting van ingangssignalen.
Opties: 0-100 %
Fabrieksinstelling: 0 %
E31: PV-regeling van de warmtepomp
Het percentage van de T10-ingangsspanning waarbij de warmtepomp/compressor inschakelt.
Als de invoer hoger is dan het instelpunt start de warmtepomp na de drempeltijd die is ingesteld
in E32. Nadat de warmtepomp is ingeschakeld in de PV-modus, loopt de compressor ten minste
30 min, om overmatige slijtage in de compressor te voorkomen. Als deze waarde is ingesteld
naar 0, dan wordt de regeling van de warmtepomp/compressor uitgeschakeld.
Zie het onderstaande diagram voor de omzetting van ingangssignalen.
Opties: 0-100 %
Fabrieksinstelling: 0 %
28