Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Luchtinlaat, Luchtuitlaat En Aansluitingen; Aansluiting Van Nibe Mt-Wh 2029-1Fs-Verwarmingsspiraal - Nibe MT-WH 2029-F Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

De NIBE MT-WH 2029-F/1FS
moet altijd van de stroom worden
ontkoppeld voordat de bovenkap
van het apparaat wordt verwijderd!
Wanneer het apparaat van de
stroom wordt ontkoppeld, moet
u wachten totdat de ventilator is
gestopt voordat u de bovenkap
loshaalt!
Boor geen gaten voor fittin-
gen etc. in het apparaat. Dit kan
schade veroorzaken, waardoor het
product onbruikbaar kan worden.
Temperaturen boven 90 °C
in de verwarmingsspiraal kunnen
te hoge druk in het koelcircuit
veroorzaken.
De condensverbindingsleiding moet met een luchtdicht waterslot zijn uitgerust en naar een
afvoer lopen. Het waterslot moet een staande waterkolom van ten minste 60 mm bevatten.

5.6 Luchtinlaat, luchtuitlaat en aansluitingen

Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is rond de NIBE MT-WH 2029-F/1FS.
De inlaatlucht mag niet zijn vervuild met bijtende componenten (ammonia, zwavel, chlorine,
etc.) aangezien daarmee onderdelen van de warmtepomp beschadigd kunnen raken. De lucht
moet ook vrij zijn van stof en andere deeltjes.
Inlaat- en uitlaatkanalen moeten zijn gemaakt van stijve, gladde leidingen om drukverliezen te
minimaliseren. Houd rekening met de werkdruk van de ventilator en de drukverliezen van de
kanalen, bij de dimensionering van het kanaalsysteem (zie technische gegevens).
De twee aansluitingen op de warmtepomp zijn Ø 160 m.
Het wordt aanbevolen om de luchtkanalen bij de warmtepomp genivelleerd te houden, of licht
schuin van de luchtinlaat en -uitlaat af, om indringing van condenswater vanuit het kanaalsys-
teem naar de warmtepomp te voorkomen.
Wanneer luchtkanalen op de buitenzijde van een gebouw zijn aangesloten, moet een terug-
slagklep worden geïnstalleerd om ervoor te zorgen dat er geen koude lucht in de kamer komt
tijdens de winter wanneer de warmtepomp niet werkt.
Alle luchtkanalen moeten na installatie worden geïsoleerd om het warmteverlies en het ge-
luidsniveau te reduceren. De isolatie moet worden toegepast om bescherming te bieden tegen
externe condensvorming op het koude uitlaatkanaal.
Het wordt aanbevolen om een flexibele aansluiting te monteren tussen het luchtkanaal en de
kanaalaansluiting om toekomstig onderhoud aan het apparaat te vereenvoudigen.
Het wordt ook aanbevolen om dempers te plaatsen tussen de warmtepomp en het ventila-
tiesysteem, om mogelijke overdracht van lawaai van het apparaat op het ventilatiesysteem te
voorkomen.

5.7 Aansluiting van NIBE MT-WH 2029-1FS-verwarmingsspiraal

In de NIBE MT-WH 2029-1FS is een extra warmtewisselaar geplaatst (1" spiraal, 1,2 m²). In de
sensorzak voor de thermostaatsensor kan ook een sensor worden geplaatst voor de regeling
van de externe aansluiting bijv. oliebrander, houtbrander, etc. De maximale diameter van de
sensor is 6 mm. De maximale inlaattemperatuur van de verwarmingsspiraal is 90 °C. Als er een
kans bestaat dat de inlaattemperaturen boven 90 °C komen, moet de monteur een extern appa-
raat plaatsen om de ingang van hoge temperaturen naar de verwarmingsspiraal te voorkomen.
Vuil in het leidingwerk moet voorkomen worden. Na installatie van de externe leidingen. Indien
nodig spoelen, vóór aansluiting van de tapwater-warmtepomp.
Bij het installeren van de leidingen moet u ervoor zorgen dat de leidingaansluitingen niet teveel
onder spanning staan. Gebruik passend gereedschap om de torsiekrachten op de leidingaan-
sluiting zoveel mogelijk te ontspannen!
19

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Mt-wh 2029-1fs

Inhoudsopgave