System Setup (Systeeminstallatie)
Met System setup kunt u de hardware van uw computer beheren en de opties voor het BIOS‐niveau
opgeven. Vanaf de System setup kunt u:
•
De NVRAM-instellingen wijzigen na het toevoegen of verwijderen van hardware;
•
De configuratie van de systeemhardware bekijken;
•
Geïntegreerde apparaten in- of uitschakelen;
•
Grenswaarden voor prestatie- en energiebeheer instellen;
•
De computerbeveiliging beheren
Boot Sequence (Opstartvolgorde)
Met Opstartvolgorde kunt u het opstartapparaat dat in de systeeminstallatie gespecificeerd staat,
omzeilen en rechtstreeks vanaf een specifiek apparaat opstarten (bijvoorbeeld: optisch station of harde
schijf). Tijdens de Power-on Self Test (POST), wanneer het logo van Dell verschijnt, kunt u:
•
System Setup openen door op de F2-toets te drukken;
•
Het eenmalige opstartmenu openen door op de F12-toets te drukken.
In het eenmalige opstartmenu staat het apparaat waar het systeem vanaf kan opstarten en de optie voor
diagnostiek. De opties van het opstartmenu zijn:
Tabel 1. Boot Sequence (Opstartvolgorde)
Optie
Legacy Boot (Legacy-opstartmodus)
UEFI Boot ((UEFI-opstartmodus)
Andere opties
In het scherm voor de opstartvolgorde wordt ook de optie weergegeven voor het openen van het
scherm systeeminstallatie.
Beschrijving
•
ST2000DM001–1ER164
•
CD/DVD/CD-RW Drive (Cd/dvd/cd-rw-station)
•
Onboard NIC (NIC op kaart)
Windows Boot Manager (Windows-opstartbeheer)
•
BIOS Setup (BIOS-setup-programma)
•
BIOS Flash-Update
•
Diagnostiek
•
Intel (R) Management Engine BIOS Extension
(MEBx)
•
Instellingen voor opstartmodus wijzigen
3
25