452234.69.20 · 09/2011 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP S 20 IH
7 Montage
Vorstbeveiliging bij kans op vorst
Indien de warmtepompmanager en de verwarmings-circulatiepompen bedrijfsklaar zijn,
werkt de vorstbeveiliging van de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de
warmtepomp of bij stroomuitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepomp-
systemen waarbij stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de ver-
warmingskring met een geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
7.3
Aansluiting aan de kant van de warmtebron
De aansluiting dient als volgt te worden uitgevoerd:
De glycolwaterleiding op vertrek en terugloop warmtebron van de warmtepomp aan-
sluiten.
Daarbij moet het hydraulische basisschema in acht genomen worden.
ACHTUNG
OPGELET!
In de warmtebroningang van de warmtepomp moet de bijgevoegde vuilzeef worden
gemonteerd om de verdamper tegen verontreiniging te beschermen.
Bovendien moet een afscheider van microluchtbellen in het warmtebronsysteem wor-
den ingebouwd.
Het glycolwater moet vóór het vullen van de installatie worden vervaardigd. De concen-
tratie glycolwater moet minimaal 25 % zijn. Dit garandeert vorstbestendigheid tot -
14 °C.
Er mogen uitsluitend antivriesmiddelen op monoethyleenglycol- of propyleenglycolba-
sis worden gebruikt.
Het warmtebronsysteem moet worden ontlucht en op dichtheid worden gecontroleerd.
OPGELET!
ACHTUNG
Het glycolwater moet ten minste voor 25 % uit een vorstbeveiliging op mono-
ethyleenglycol- of propyleenglycolbasis bestaan en moet voor het vullen worden
gemengd.
11