452234.69.20 · 09/2011 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP S 20 IH
7 Montage
7
Montage
7.1
Algemeen
Aan de warmtepomp kunnen de volgende aansluitingen tot stand gebracht worden::
Vertrek/terugloop glycolwaterinstallatie
Vertrek/terugloop verwarming
Temperatuurvoeler
Stroomvoorziening
7.2
Aansluiting verwarmingskant
OPGELET!
ACHTUNG
Spoel de verwarmingsinstallatie voordat de warmtepomp aangesloten wordt.
Voordat de warmtepomp aan de kant van het verwarmingswater aangesloten wordt,
moet de verwarmingsinstallatie doorgespoeld worden, om mogelijk vuil, resten van iso-
latiemateriaal etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling ver-
stopt raakt, kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
Na installatie van de verwarmingskant dient de verwarmingsinstallatie te worden ge-
vuld, te worden ontlucht en onderdrukt te worden
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en suppletiewater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en suppletiewater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5µm)
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan niet volledig worden voor-
komen, maar is bij installaties met vertrektemperaturen onder 60 °C verwaarloosbaar
gering.
Bij warmtepompen voor gemiddelde en voor hoge temperatuur kunnen ook temperatu-
ren boven 60 °C worden bereikt.
Daarom moeten voor het vul- en suppletiewater volgens VDI 2035 blad 1 de volgende
richtcijfers aangehouden worden:
Totaal aardalkaliën
Totaal verwarmings-
in mol/m³ resp.
vermogen in [kW]
tot 200
200 tot 600
> 600
Minimaal debiet verwarmingswater
Het minimale debiet verwarmingswater van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Deze kan b.v. door installatie
van een dubbele differentiedrukloze verdeler worden bereikt.
OPMERKING
Het gebruik van een overstroomventiel is alleen bij vloer- of wandverwarming en een
max. debiet verwarmingswater van 1,3 m³/h aan te bevelen. Bij niet in acht nemen
kunnen er storingen in de installatie ontstaan.
Totale
hardheid in °dH
mmol/l
≤
≤
2,0
11,2
≤
≤
1,5
8,4
< 0,02
< 0,11
10