4.3 - Identificatie van de toestanden
De verschillende werkingstoestanden kunnen met behulp van de verschillende gecombineerde aanduidingen op het 7 seg-
ments-display en het lampje geïdentificeerd worden, volgens onderstaande tabel:
Toestand van het scherm Toestand van de led
brandt
knippert
knippert
brandt
brandt
4.4 - Inschakelen van de elektronische bestu-
ringseenheid
4.4.1 - Controle
Alvorens de controlemodule in te schakelen, eerst de
volgende pun-ten verifiëren :
- De spanning van het net voorzien voor de voeding van
de controle-module.
- De aansluiting en spanning van de klemmen N/L -
230V indien de spanning van het net tussen 208 en
230C ligt; N/L - 400V indien de spanning van het net
tussen 380 en 415V ligt. (Opmerking: voor een net met
een andere spanning, een externe spaartrafo gebruiken).
- De positie van de jumper op de besturingskaart van
de DIGI-START. Deze moet overeenkomen met de
gekozen voedingsspan-ning (op de kalibers 37 tot 86).
- De aarding van het huis van de DIGISTART.
- Nagaan of er geen kortsluiting of aardfout in de
bedrading is.
4.4.2 - Procedure
- De controlemodule van de DIGISTART inschakelen.
- Het 7 segments-display licht op en geeft C aan.
- Druk op de toets MODE/MEM om naar de modus para-
metrise-ring over te gaan.
Opmerking: met de optie bedieningspaneel (CDC -
START) kan tijdens het inschakelen het bericht "Fout se-
riële verbinding" verschijnen en vervolgens, zonder dat
men iets gedaan heeft, weer vanzelf verdwijnen. Deze
aanduiding is normaal en is een automatische test van
de seriële verbinding waarvan de tijdsduur afhangt
van het aantal opties. Dit verklaart het feit waarom
het bericht niet verschijnt in functie van de configuratie
van de opties.
4.5 - Programmering
• Denk erom dat de waardes die u ingeeft bij
de motorparameters een invloed hebben op de
beveiliging van de motor en de veiligheid van het
systeem.
• Raadpleeg het typeplaatje van de motor bij
het instellen van de waardes.
• Wijk bij het instellen van de motorparameters
maximaal 10 % af van de nominale waardes, zo kunt
u er zeker van zijn dat de motor optimaal presteert.
Modus
uit
aflezen
uit
fout
brandt
parametrisering
knippert
parametrisering
brandt
parametrisering
Elektronische besturingseenheid
DIGISTART STV 2313
Commentaar
Visualisering naar keuze van: de opgenomen stroom, het opgenomen vermogen
of de werkingsfase van het systeem .
Visualering van een code van 2 cijfers duidend op een fout.
Visualering van het adres door afwisselende weergave van een "A" met zijn num-
mer
Visualisering van de code die overeenkomt met de inhoud van het geselekteerde
adres, die aangepast wordt.
Visualisering van de code die overeenkomt met de inhoud van het geselekteerde
adres, na opslag in het geheugen
4.5.1 - Lijst van de adressen en definities
A1 : Nominale motorstroom : In
- Hiermee kan de nominale stroom van de door de DIGI-
START gevoede motor geregeld worden.
- Deze moet berekend worden in % van het kaliber van
de DIGISTART en vervolgens afgerond worden op
het dichtstbijzijnde veelvoud van 5.
Voorbeeld : DIGISTART : 211 A, motor 186 A.
In = 186/211 = 88,1% .......afgerond op 90......code 8
A2 : Aanloopstroom
- Toegelaten motorstroom zodra deze aanloopt.
- Uitgedrukt in % van de nominale stroom van de motor.
- Moet zo gering mogelijk zijn, maar voldoende om
de aandrijving van de belasting te verzekeren bij de
start-opdracht.
A3 : Stroomtoenameduur
- De duur van de stijging van de aanloopstroom tot de
geprogrammeerde stroomgrens.
- Hiermee kan het progressieve verloop van de
aanloop geregeld worden en de duur wordt uitgedrukt in
seconden.
- Geeft niet de reële aanlooptijd weer.
A4 : Stroomgrens
- Wordt uitgedrukt in % van de nominale motorstroom.
- Hiermee kan de maximumstroom geregeld worden die
geleverd wordt door de DIGISTART.
- Moet zo gering mogelijk zijn maar toch voldoende
zodat de hele aanloopfase onder de meest moeilijke be-
lastingsomstandigheden normaal verloopt.
- De
stroombegrenzing
werkingsfasen.
A5 : Losbreekimpuls
- De mogelijkheid om tijdens de aanloop een losbreekim-
puls al dan niet toe te laten.
- Wordt uitgevoerd door de volle spanning op de
klemmen
van
netperioden, gevolgd door de progressieve aanloopfase.
- Toepassingsvoorbeeld : Machines die de neiging
hebbben om tij-dens de stopfase te blijven "plakken".
A6 : Maximum aanloopduur
- Indien de aanloop niet voltooid is nadat de aanloopduur
verstreken is, te rekenen vanaf de start-opdracht, gaat
de DIGISTART in beveiliging (trippen).
is
actief
tijdens
de motor
te
zetten
gedurende
alle
3
23