KEWTECH KT700 – GEAVANCEERDE KABELZOEKER
Gebruik een verbindingsdraad om de "+" aansluiting op de zender te verbinden
met de te detecteren pijpleiding.
De
detectie
van
gelegde
leidingwaterpijp
verwarmingsleiding wordt getoond in Fig.3-1-7a en
Fig.3-1-7b respectievelijk:
Fig. 3-1-7a
Fig.3-1-7b
3.1.8 Detecteer het stroomvoorzieningscircuit op dezelfde verdieping
Neem de volgende stappen wanneer u het voedingscircuit op dezelfde verdieping detecteert:
1.
Zet de hoofdschakelaar in de verdeelkast van deze verdieping uit;
2.
Koppel de neutrale draad in de verdeelkast van deze verdieping los van de neutrale
draden van andere verdiepingen;
en
Om veiligheidsredenen moet de
stroomvoorziening van elektrische
uitrustingen worden uitgeschakeld.
1.
Het aardingsuiteinde van de
zender moet zich op een bepaalde
afstand van de te detecteren
leiding bevinden. Als de afstand te
klein is, kunnen de signalen en de
schakeling niet nauwkeurig worden
gelokaliseerd.
2.
Pas het zendvermogen van de
zender aan de verschillende
detectiestralen aan.
3.
Bij het opsporen van de pijpleiding
geldt: hoe sterker de signalen die
op de Nixie-buis van de detector
worden weergegeven, hoe dichter
de door de detector opgespoorde
pijpleiding.
4.
Selecteer de handmatige modus
op de ontvanger en kies een
geschikte ontvangstgevoeligheid
om de pijpleiding nauwkeurig te
lokaliseren.
5.
Om een pijpleiding van niet-
geleidend materiaal te detecteren,
wordt voorgesteld eerst een
metalen spiraalvormige buis in de
pijpleiding te brengen, zoals
beschreven in punt 3.1.6.
3.
Sluit de zender aan op de in figuur3-1-8 aangegeven wijze.
1.
Het aardingsuiteinde van de zender moet goed geaard zijn, en
moet zich op een bepaalde afstand van de te detecteren
pijpleiding bevinden. Als de afstand te klein is, kunnen de
signalen en het circuit niet nauwkeurig worden gelokaliseerd.
2.
Pas het zendvermogen van de zender aan de verschillende
detectiestralen aan.
3.
Bij het opsporen en volgen van de pijpleiding geldt: hoe
sterker de signalen die op de Nixie-buis van de detector
worden weergegeven, hoe dichter de door de detector
opgespoorde pijpleiding
4.
Selecteer de handmatige modus op de ontvanger en kies een
geschikte ontvangstgevoeligheid om de pijpleiding nauwkeurig
te lokaliseren.
3.1.9 Opsporen van een ondergronds circuit
Randvoorwarden:
Het circuit mag niet onder spanning staan;
Sluit de zender aan op de in figuur 3-1-9 aangegeven wijze;
Het aardingsuiteinde van de zender moet goed geaard zijn; selecteer de automatische modus
van de ontvanger;
HANDLEIDING
Sluit de stroom af van het
hele gebouw om het te
ontladen, uit veiligheids-
overwegingen