6 Inbedrijfstellen
Het inbedrijfstellen in de hieronder beschreven volgorde:
Bij het inbedrijfstellen van de installatie moet het
bij de installatie-ordnermeegeleverde inbedrijfstel-
lingsprotocol geheel ingevuld en bij de installatie
bewaard worden.
6.1 Afvullen van de installatie
ATTENTIE
Kwaliteit van het af te vullen water in acht nemen
Schade door steenvorming / corrosie in de ver-
warmingsinstallatie mogelijk.
• Het af te vullen water van de verwarmingsinstal-
latie moet voldoen aan de eisen van VDI 2035,
deel 1 en 2.
Indien onbehandeld water moet worden behan-
deld, dan adviseren wij het systeem „Permasoft-
ALU" van Permatrade-Wassertechnik.
Gebruik het bij de documentatie meegeleverde
installatieboek, het dient als bewijs voor een correc-
te verwarmings-waterbehandeling.
Installatie vullen (druktest)
1. Installatie via KFE-kraan (1) vullen.
Afb. 25: KFE-kraan op MAG-aansluitgroep
2. Installatie incl. boiler ontluchten.
3. Dichtheidstest uitvoeren.
ATTENTIE
Let op de druk in de verwarmingsinstallatie
De veiligheidsklep kan blazen.
• De maximaal toegestane druk bedraagt 3,0 bar.
4. Vuldruk instellen op 0,5 bar boven voordruk, dus tus-
sen 2,0 en 2,5 bar.
6.2 Spoelen laadcircuit en Lea
SolvisLea en verbindingsleidingen met de SolvisMax
spoelen, vgl.
montagehandleiding (MAL-LEA).
6.3 Configuratie van SolvisControl
SolvisControl configureren
Voor de verdere inbedrijfstelling van de installatie is een
configuratie van de SolvisControl noodzakelijk.
SOLVIS UBA-MAX-7-LEA-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32524-3
Na de configuratie wordt de inbedrijfstelling op deze
plaats voortgezet.
1. SolvisControl configureren.
Uitvoeren van alle beschreven stappen zie
hoofdstuk „Configuratie van de SolvisControl" van
de bedieningsinstructies (BAL-SBSX-3-I).
2. SolvisControl basisinstellingen uitvoeren.
Uitvoeren van alle beschreven stappen volgens
hoofdstuk „Basisinstelling verwarming, water en
eventueel circulatie" van de bedieningsinstructies
(BAL-SBSX-3-I).
Zie voor een fundamentele uitleg over de bediening
van de systeemregelaar het
ning van de SolvisControl" in de gebruiksaanwijzing
(BAL-SBSX-3-K).
6.4 Pomp bufferlaadstation
6.4.1 Instelmogelijkheden
Het toerental van de Wilo Para 15/8 iPWM wordt via een
PWM-signaal van de SC-3 geregeld. Dit hoeft niet op de
pomp te worden ingesteld.
6.4.2 Ontluchten
Pomp ontluchten
Als de pomp niet zelfstandig ontlucht, laat de pomp dan
handmatig gedurende enkele minuten afwisselend met
een hoog en laag toerental draaien om de lucht uit de
pomp naar het systeem te transporteren. Ga hiervoor als
volgt te werk:
1. Ga op de SC-3 naar het installateursmenu.
2. Het menu "Uitgang" =>◌ " ׅoverige" => "Analoge uitg."
=> "Laadpomp" kiezen.
3. "Kengetal hand " op "100% " zetten.
=> De pomp draait op het maximale toerental.
4. Na ca. 20 seconden op "0%" zetten door op "+" te
drukken.
=> De pomp draait niet.
5. Na ca. 10 seconden op "100%" zetten door op "–" te
drukken.
=> De pomp draait op het maximale toerental.
6. Dit proces gedurende enkele minuten herhalen.
7. "Kengetal hand " op "Auto" zetten.
6.5 Afsluitende werkzaamheden
Installatie met SolvisLea in bedrijf nemen (vgl. MAL-LEA) en
installatie overdragen aan de exploitant.
6 Inbedrijfstellen
hoofdstuk „Bedie-
17