5 Montage
WAARSCHUWING
Ondeskundige aansluiting o. d. voedingsspanning
Gevaar door levensgevaarlijke spanning bij aanra-
ken
• Alle werkzaamheden aan het net mogen door
geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd.
• Naleving van de desbetreffende voorschriften, in
het bijzonder van de DIN VDE 0100 / IEC 60364
(opbouwen van laagspanningsinstallaties), de
voorschriften ter voorkoming van ongevallen en
de richtlijnen van de verantwoordelijke energie-
bedrijven.
• Voor het aansluiten dienen de stroomsoort en
netspanning met het typeplaatje van het toestel
vergeleken te worden.
• De minimale doorsnede van alle aansluitkabels is
in overeenstemming met de vermogensopname
van het toestel te bepalen en te voorzien.
• Het toestel uitsluitend met inachtneming van de
voorgeschreven veiligheidsmaatregelen en de
aanwijzingen binnen deze handleiding in bedrijf
hebben.
• De installatie is in de locale potentiaalvereffening
met inachtneming van de minimale doorsneden
te betrekken.
• Bij een meerfasen netaansluiting op de juiste
fasepositie van het net letten.
ATTENTIE
Elektromagnetische invloeden voorkomen
Storing of uitval van de verwarmingsinstallatie
mogelijk.
• Elektrostatische ontladingen voorkomen.
• Sterke elektrische velden zoals bijv. het gebruik
van een mobiele telefoon in de buurt van de
verwarmingsinstallatie voorkomen (kan zelfs tot
vernieling van gevoelige, elektronische onderde-
len leiden).
ATTENTIE
Criterea voor het leggen van kabels.
Storing of uitval van het verwarmingsinstallatie
mogelijk.
• Controleer of alle kabel- en stekkerverbindingen
correct zijn aangesloten.
• De bus- en voelerkabels gescheiden van leidin-
gen met meer dan 50 V leggen, teneinde een
elektromagnetische beïnvloeding van de regelaar
te voorkomen.
• Regelapparatuur niet direct naast schakelkasten
of elektrische apparatuur monteren.
• De elektrische leidingen mag niet aanraken geen
hete delen.
• Alle leidingen/kabels naar mogelijkheid in een
kabelgoot leggen en eventueel van trekontlasting
voorzien.
14
ATTENTIE
Criteria voor de lengte van kabels
Storing of uitval van de verwarmingsinstallatie
mogelijk.
• De totale kabelweerstand voor de sensorkabel
mag niet meer bedragen dan 2,5 ohm. Dit komt
bij kabels met een doorsnede van 0,25 mm²
overeen met een lengte van max. 5 m.
• Bij doorsnedes van 0,5 of 0,75 mm² bedraagt de
maximale lengte van de kabels 15 c.q. 50 m.
• Sensorkabels voor temperatuursensoren mogen
niet onnodig lang zijn. Bij erg lange kabels kan
een sensorcorrectie worden uitgevoerd teneinde
de systematische afwijkingsfouten te minimalise-
ren.
• De sensorkabel voor de flowmeter mag niet
langer zijn dan 10 m.
ATTENTIE
Klimaattechnische omgevingsvoorwaarden
Storing van de verwarmingsinstallatie mogelijk.
• Omgevingstemperaturen buiten het toelaatbare
bereik van 5 °C tot +50 °C voorkomen.
• Condensatie en overschrijden van de relatieve
luchtvochtigheid van 75% in het jaargemiddelde
(kortstondig 95%) voorkomen.
5.4.2 Aansluiting Modbus voorbereiden
De communicatie tussen de systeemregelaar SolvisControl
3 en de interne warmtepompbesturing van de SolvisLea
vindt plaats door middel van een modbus-verbinding. Om
storende invloeden te voorkomen, moet de verbinding
met afgeschermde leidingen tot stand worden gebracht.
Modbus-verbindingsdoos monteren
1. Voer de Modbus-leiding van de verbindingsdoos door
de leidingdoorvoeren van de laadmodule (drievoudig
reductie-inzetstuk).
2. Sluit de modbus-leiding op de SolvisControl 3 aan.
Hiervoor wordt de bus naast de lintkabel gebruikt.
3. Monteer de verbindingsdoos op een geschikt punt.
Afb. 21: Modbus-verbindingsdoos bevestigen
UBA-MAX-7-LEA-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32524-3 SOLVIS