De volgende problemen mogen enkel door gekwalificeerde vaklui verholpen worden:
Waarschu-
Oorzaak
wing
Analoge ingang AE3 onderbroken
94
Analoge ingang AE3 kortgesloten
95
De volgende problemen mogen enkel door gekwalificeerde vaklui verholpen worden:
Waarschu-
Oorzaak
wing
Warmtepomp is in bedrijf buiten de
101
toepassingsgrenzen
Maximale ontdooitijd overschreden
102
Probleem bij koelkring-communicatie
103
Drukgastemperatuur te hoog
104
Stroomopname van de inverter te hoog
105
Stroomopname te hoog
106
Gelijkspanning aan de inverter te hoog
107
Gelijkspanning aan de inverter te laag
108
Warmtepomp wordt buiten het toegelaten
109
spanningsbereik in gebruik genomen
Warmtepomp wordt buiten het toegelaten
110
spanningsbereik in gebruik genomen
Hogedrukschakelaar is in werking getreden.
111
83315307 1/2022-03 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Lucht/water-warmtepomp bi-block WBB 12 ... WBB 20 (binnenunit)
Koelkring
125-156
Oplossing
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Oplossing
Ervoor zorgen dat de warmtepomp binnen de
toepassingsgrenzen werkt, zie W 26 tot W
30.
Op blootgestelde opstellingsplaatsen kan sterke
wind leiden tot deze waarschuwing.
Na de ontdooiing controleren dat er geen ijs
op de verdamper is.
Spanningstoevoer minstens 10 minuten
onderbreken.
Bij herhaald optreden de Weishaupt-
klantendienst verwittigen.
Warmteafname controleren.
Koelkring controleren.
Ervoor zorgen dat de warmtepomp enkel
binnen de toepassingsgrenzen werkt.
Compressoraansluiting op de inverter
controleren.
Ervoor zorgen dat de warmtepomp enkel
binnen de toepassingsgrenzen werkt.
Spanningstoevoer controleren (netspanning te
laag).
Smoorspoelen in de 400 V toevoerleiding naar
de inverter controleren.
Ervoor zorgen dat de warmtepomp enkel
binnen de toepassingsgrenzen werkt.
Spanningstoevoer controleren.
Ervoor zorgen dat de warmtepomp enkel
binnen de toepassingsgrenzen werkt.
Spanningstoevoer controleren.
Spanningstoevoer controleren.
Spanningstoevoer controleren.
Warmteafname controleren.
Instelling van het overstroomventiel
controleren.
Positie van de kogelkranen op de binnen- en
buitenunit controleren.
Druk in het koelcircuit controleren.
Debiet controleren.
Bekabeling controleren.
Ervoor zorgen dat de warmtepomp enkel
binnen de toepassingsgrenzen werkt.
Koelkring controleren.
10 Foutopsporing