Inhoudsopgave
Advertenties
4.4
D
E LIFT OPSTELLEN
De plaats waar u de lift opstelt moet aan de volgende eisen voldoen:
De opstelplaats moet vlak zijn en voldoende stevig om de hele bouwlift inclusief
•
lading te dragen. Losse ondergrond dient derhalve aangetrild te zijn en liefst
voorzien te zijn van Stelcon-platen.
Hoogte van de lift
Verankerd tot 35 m
Verankerd tot 75 m
Het platform moet langs de hele baan voldoende vrije ruimte hebben. Er mag
•
geen beknellinggevaar voor personen ontstaan. Het liftplatform moet rondom op
minstens 50 cm van het bouwwerk blijven.
Rondom de opstelplaats moet voldoende ruimte zijn, zodat personen veilig om
•
de bouwlift heen kunnen lopen en dient eveneens de minimale afstand 50 cm te
zijn (eventueel middels hekwerken). De Jong heeft een standaardoplossing in
het assortiment als goedgekeurd grondstation.
•
Plaats de bouwlift nooit voor openingen, deuren of andere plaatsen waar steeds
mensen passeren.
Plaats de bedieningskast op ten minste 5 m afstand van de liftmast. Vanaf deze
•
bedieningsplaats moet u een goed uitzicht hebben op de hele baan van de lift.
De bedieningskast mag niet tussen het bouwwerk en de lift geplaatst worden.
De lift moet aan het bouwwerk of de steiger worden verankerd (zie "De mast
•
verankeren" op pagina 46).
•
Voor het verankeren van de lift aan een gebouw of steiger moet een berekening
worden gemaakt en toestemming worden gegeven door de verantwoordelijke op
de betreffende bouw.
Bij iedere stopplaats moet u een etageafsluiting en een uitbouw plaatsen (zie
•
"Stopplaatsen maken" op pagina 32).
Versie 1.0
Totaalgewicht incl.
veiligheidsfactor PT500F
(3450 kg + 35 m x 41 kg) x1,3
(3450 kg + 75 m x 41 kg) x1,3
31
Advertenties
Inhoudsopgave
