Buitenvoeler
De buitentemperatuursensor (BT1) moet op een beschaduw-
de plaats aan noord- of noordwestzijde worden geplaatst,
zodat de werking ervan niet kan worden verstoord door bij-
voorbeeld de ochtendzon.
Sluit de sensor aan op klemmenstrook X6:1 en X6:2 op de
ingangsprint (AA3).
Indien er een mantelbuis wordt gebruikt, moet deze worden
afgesloten om condens in de behuizing van de sensor te
voorkomen.
Extern
BT1
Externe aanvoertemperatuursensor
Als een externe aanvoertemperatuursensor (BT25) moet
worden gebruikt, moet deze op klemmenstrook X6:5 en X6:6
op de ingangsprint (AA3) worden aangesloten.
F1253
F1245
BT25
Ruimtevoeler
De F1253 wordt geleverd met een ruimtesensor (BT50). De
ruimtesensor heeft een aantal functies:
1.
Weergave van de huidige kamertemperatuur op het
display van de F1253.
2.
Optie om de gewenste kamertemperatuur in °C te ver-
anderen.
3. De optie om de kamertemperatuur te finetunen.
Installeer de sensor op een neutrale positie waar de instel-
temperatuur gewenst is.
Een geschikte locatie is een vrije binnenwand in een hal,
ong. 1,5 m boven de grond. Het is belangrijk dat de sensor
tijdens het meten van de juiste ruimtetemperatuur niet
wordt gehinderd, bijvoorbeeld doordat deze in een nis, tus-
sen planken, achter een gordijn, boven of nabij een warmte-
bron, in een tochtstroom van een buitendeur of in direct
zonlicht wordt geplaatst. Ook dichtgedraaide radiatorther-
mostaten kunnen problemen veroorzaken.
NIBE F1253
F1253
1
2
3
4
AA3-X6
4
5
6
7
AA3-X6
F1253 werkt zonder de sensor, maar als u de binnentempe-
ratuur van de woning wilt aflezen van het display op F1253
moet de sensor worden geïnstalleerd. Sluit de ruimtesensor
aan op X6:3 en X6:4 op de ingangsprint (AA3).
Indien de sensor een controlerende functie moet hebben,
wordt deze geactiveerd in menu 1.9.4.
Als de ruimtesensor wordt gebruikt in een kamer met vloer-
verwarming, dient deze uitsluitend een weergavefunctie te
hebben en geen controlerende functie van de kamertempe-
ratuur.
RG 05
Extern
BT50
Voorzichtig!
Wijzigingen van temperatuur in de woning nemen
tijd in beslag. Korte perioden in combinatie met
vloerverwarming leveren bijvoorbeeld geen merk-
baar verschil op in de kamertemperatuur.
Instellingen
FQ10
AA1-S2
AA1-X3
AA1-X7
ELEKTRISCHE BIJVERWARMING - MAXIMAAL
VERMOGEN
F1253
Max.
3x400V
6,5 kW
Instelling max. elektrisch vermogen
Het maximale vermogen van de elektrische bijverwarming
wordt ingesteld in menu 5.1.12.
In de tabel wordt de totale fasestroom voor het elektrische
verwarmingselement bij opstarten weergegeven. Als een
elektrisch verwarmingselement al is gestart en niet voor zijn
volledige capaciteit wordt gebruikt, kunnen de waarden in
de tabel worden gewijzigd aangezien de bediening vooral
dit elektrische verwarmingselement gebruikt.
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
F1245
F1253
2
3
4
5
AA3-X6
Aantal aansluitstappen
13
23