452163.69.13 · 05/2012 · Rei
Montage- en bedieningsrichtlijnen
WWP L 6 AD
6 Montage
Daarom moeten voor het vul- en suppletiewater volgens VDI 2035 blad 1 de volgende
richtwaarden aangehouden worden:
Totaal aardalkaliën
Totaal verwarmings-
in mol/m³ resp.
vermogen in [kW]
tot 200
200 tot 600
> 600
Min. debiet verwarmingswater
Het minimale verwarmingswaterdebiet van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Deze kan b.v. door installatie
van een dubbele differentiedrukloze verdeler of van een overloopventiel worden bereikt.
De instelling van een overloopventiel wordt in het hoofdstuk inbedrijfstelling uitgelegd.
Een daling onder het minimumdebiet kan de warmtepomp volledig verwoesten doordat
de plaatwarmtewisselaar in de koelkring bevriest.
OPMERKING
Het gebruik van een overloopventiel is alleen bij vloer- of wandverwarming en een max.
debiet verwarmingswater van 1,3 m³/h aan te bevelen. Bij niet in acht nemen kunnen er
storingen in de installatie ontstaan.
Vorstbeveiliging
Als vorstbeveiliging moet de pomp met de hand worden geleegd (zie afbeelding). In-
dien de warmtepompmanager en de verwarmings-circulatiepomp bedrijfsklaar zijn,
werkt de vorstbeveiliging van de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de
warmtepomp of bij stroomuitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepomp-
systemen waarbij stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de ver-
warmingskring met een geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
Totale
hardheid in °dH
mmol/l
≤
≤
2,0
11,2
≤
≤
1,5
8,4
< 0,02
< 0,11
12