5.4 Instellingen
1
Configuratiemodus openen:
Het instrument is ingeschakeld en bevindt zich in de
3
meetweergave. Hold, Max of Min zijn niet actief.
ca. 2s ingedrukt houden tot de weergave in het
display wijzigt.
- Het instrument bevindt zich nu in de
configuratiemodus.
Met
kan naar de volgende functie geschakeld
worden.
De configuratiemodus kan op ieder moment verlaten
worden. Daarvoor
het instrument naar de meetweergave is
teruggeschakeld. Reeds doorgevoerde wijzigingen in
de configuratiemodus worden dan opgeslagen.
2
Instellen van de trechterfactor F.FACT:
Voor het meten aan in- en uitblaasventielen met een
trechterset (0563 4170) moet eerst F.FACT worden
geactiveerd. De trechterset bestaat uit een
meettrechter voor uitblaasventielen van 200 x200 mm
en 330 x 330 mm.
De configuratiemodus is geopend, F.FACT licht op.
3
Met
/
(oFF) en bevestigen met
3
Kanaaloppervlakte instellen (alleen bij F.Fact off):
De configuratiemodus is geopend, AREA licht op.
3
Met
/
bevestigen.
4
Grid-Factor K.FACT instellen (alleen bij F.Fact oFF):
Worden delen van de dwarsdoorsnede-oppervlak
bedekt (bijvoorbeeld door bars), dan kan deze
worden gecorrigeerd met behulp van de grid-factor.
De grid-factor geeft de verhouding van oppervlak tot
de doorsnede. Als 20% van het oppervlak bedekt is,
moet er een grid-factor van 0.8 worden in gesteld
(80% vrije ruimte).
ca. 2s ingedrukt houden tot
de factor activeren (on) of dectiveren
.
de kanaaloppervlakte instellen en met
5. Bediening 9