Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfstelling; Algemeen; Voorbereiding; Werkwijze - Weishaupt WWP L 35 AR Montage- En Bedieningshandleiding

Voor buitenopstelling
Inhoudsopgave

Advertenties

452163.69.06 · 02/2011 · Rei
Montage- en bedieningsrichtlijnen
WWP L 35 AR

8 Inbedrijfstelling

8
Inbedrijfstelling
8.1

Algemeen

Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze door een door de fabriek
bevoegde service (Weishaupt-technicus) uitgevoerd te worden. Onder bepaalde voor-
waarden is daarmee een verlenging van de garantie verbonden.
De inbedrijfstelling dient in de verwarmingsmodus te worden uitgevoerd.
8.2

Voorbereiding

Voorafgaand aan de inbedrijfstelling dienen de volgende punten gecontroleerd te wor-
den:
Alle aansluitingen van de warmtepomp dienen als beschreven in Hoofdstuk7 ge-
monteerd te zijn.
In de verwarmingskring moeten alle kranen, die de correcte stroming van het verwar-
mingswater zouden kunnen belemmeren, geopend zijn.
De luchtaanzuig-/uitblaasweg moeten vrij worden gehouden.
De draairichting van de ventilator moet overeenstemmen met de pijlrichting.
De instellingen van de warmtepompmanager moeten overeenkomstig de ge-
bruiksaanwijzing ervan aan de verwarmingsinstallatie zijn aangepast.
Het condenswater moet ongehinderd kunnen aflopen.
8.3

Werkwijze

De inbedrijfstelling van de warmtepomp verloopt via de warmtepompmanager. De in-
stellingen moeten volgens de handleiding worden uitgevoerd.
Bij een verwarmingswatertemperatuur van minder dan 7 °C is inbedrijfstelling niet mo-
gelijk. Het water in de buffertank moet met de 2de warmtebron tot minstens 18 °C ver-
warmd worden.
Vervolgens moet het volgende verloop worden gerespecteerd om de inbedrijfstelling
storingsvrij te realiseren:
1. alle verbruikerkringen moeten worden gesloten.
2. Het waterdebiet van de warmtepomp moet gegarandeerd zijn.
3. Kies de bedrijfsmodus "Automatisch" op de manager.
4. In het menu "Speciale functies" moet het programma "Inbedrijfstelling" worden ge-
start.
5. Wacht tot er een teruglooptemperatuur van minimaal 25 °C bereikt is.
6. Vervolgens worden de afsluitventielen van de verwarmingskringen achtereenvol-
gens weer langzaam geopend en wel dusdanig dat het debiet verwarmingswater
door langzaam openen van de betreffende verwarmingskring constant verhoogd
wordt. De temperatuur van het verwarmingswater in de buffertank mag daarbij
niet onder de 20 °C zakken, om ontdooien van de warmtepomp te allen tijde mo-
gelijk te maken.
7. Wanneer alle verwarmingskringen volledig zijn geopend en een teruglooptempera-
tuur van minstens 18 °C aangehouden wordt, is de inbedrijfstelling voltooid.
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave