Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
VCIOM-08500-NL
D.7.4
Kabelaansluiting
Wanneer optionele verlengingen voor extra ingangen of elektronica op externe kabels of
doorvoeren worden aangesloten, moet de afdichting van deze ingangen worden verricht
conform de nationale normen of de bevoegde instanties die de verlenging(en) hebben
gecertificeerd. De afdichtingsmethode en de gebruikte kabelwartels moeten goedgekeurd
en afzonderlijk gecertificeerd zijn voor gebruik in gevaarlijke omgevingen.
Het basismodel van de ICON3000 bevat twee aardverbindingspunten (één intern en één
extern) (zie Figuur D-6) om de aardkabels op aan te sluiten.
Figuur D-6
Aansluiting voor behuizing
van Ex-e-klemmen
OPMERKING
Om te voorkomen dat er water door de kabeldoorvoerkanalen binnendringt, dient u ervoor
te zorgen dat de kabelwartels voldoen aan de door de fabriek vereiste minimum
beschermingsgraad en dat ze zijn gespecificeerd op het typeplaatje van de aandrijving.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van starre leidingen, verdient het aanbeveling om een
flexibele verbinding tussen de doorvoer en de leidinginvoer van de extra verlenging aan
te brengen.
Om te garanderen dat de weerbestendige en explosieveilige kenmerken behouden blijven,
moet de kabelwartel of de externe ATEX-gecertificeerde inrichting stevig worden vast
geschroefd (met ten minste 5 slagen) en gecoat met een schroefdraadborgmiddel.
OPMERKING
Alle accessoires (inclusief kabelwartels) moeten voldoen aan de goedgekeurde specificaties
voor de vereisten van de installatie en worden gecertificeerd volgens de standaardrichtlijn.
Tijdens de selectie van de kabels en kabelwartels moet rekening worden gehouden met
een maximale kabeltemperatuur (aangegeven op het typeplaatje van de basisuitvoering
van de ICON3000).
Bijlage
Interne aardpen
Bijlage
December 2019
Externe aardpen
153