Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
VCIOM-08500-NL
A.7.3
Elektrische aansluitingen
Externe bedrading of aansluitingen van externe ATEX-gecertificeerde inrichtingen via de
leidinginvoer van extra verlengingen moeten naar de interne printplaten van de ICON3000
worden geleid, volgens het bedradingsschema en de algemene instructies op het
typeplaatje van de aandrijving.
A.7.3.1
Aansluiting voor behuizingen van Ex-e-klemmen
De draden moeten volgens de volgende methode worden verbonden:
Klemtype:
Afmetingen oog:
Aanbevolen draaimomenten:
Draaddiameter:
A.7.4
Kabelaansluiting
De leidinginvoeren moeten worden afgedicht conform de nationale normen of zoals
aangegeven door de relevante bevoegde instanties.
De afdichtingsmethodes en kabelwartels moeten goedgekeurd en afzonderlijk
gecertificeerd zijn voor gebruik in gevaarlijke omgevingen.
Het basismodel van de ICON3000 bevat twee aardverbindingspunten (één intern en één
extern) (zie Figuur A-3) om de aardkabels op aan te sluiten.
OPMERKING
Om te voorkomen dat er water door de kabeldoorvoerkanalen binnendringt, dient u
ervoor te zorgen dat de kabelwartels voldoen aan de door de fabriek vereiste minimum
beschermingsgraad en dat ze zijn gespecificeerd op het typeplaatje van de aandrijving.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van starre leidingen, verdient het aanbeveling om een
flexibele verbinding tussen de doorvoer en de leidinginvoer van de extra verlenging aan
te brengen.
Om te garanderen dat de weerbestendige en explosieveilige kenmerken behouden blijven,
moet de kabelwartel of de externe ATEX-gecertificeerde inrichting stevig worden vast
geschroefd (met ten minste 5 slagen) en gecoat met een schroefdraadborgmiddel.
Bijlage
Geïsoleerde ringtong
5,5 mm (0,22 in) voor voedingskabels
3,2 mm (0,13 in) voor besturingskabels
2,0 - 2,8 Nm (17,7 - 24,8 lb.in) voor voedingskabels
1,0 - 1,5 Nm (8,9 - 13,3 lb.in) voor besturingskabels
4 mm² (0,006 in²) voor voedingskabels
2,5 mm² (0,004 in²) voor besturingskabels
Bijlage
December 2019
121