Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Lijst Van Parameters; Diagnosefuncties; Aflezen Van De Min-/Max-Waarden Voor De Systeemdruk - IFM PM11 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

PM11
7.7 Lijst van parameters
Parameters
Functie
ASP2
Analoog startpunt: Meetwaarde, waarbij 4 mA wordt uitgegeven.
AEP2
Analoog eindpunt: Meetwaarde, waarbij 20 mA wordt uitgegeven.
Minimumafstand tussen ASP en AEP= = 20% van het meetbereik.
uni
Standaardmaateenheid voor systeemdruk (weergave):
[bar] / [mbar] / [MPA] / [kPA] / [PSI] / [mWS] / [inH2O]
coF
Nulpuntkalibratie (Calibration offset). De interne meetwaarde (werkbereik van de sensor) wordt ver-
schoven ten opzichte van de werkelijke meetwaarde.
Instelbereik: -3...+3% van het meetbereik.
dAA
Demping voor de analoge uitgang. Met deze functie kunnen drukpieken van korte duur of hoge fre-
quentie eruit worden gefilterd.
dAP
Demping van de proceswaarde (betreft alleen de IO-Link-evaluatie).
Lo
Geheugen voor de minimale waarde voor de systeemdruk (niet beïnvloed door de ingestelde dem-
ping).
Hi
Geheugen voor de maximale waarde voor de systeemdruk (niet beïnvloed door de ingestelde dem-
ping).
7.8 Diagnosefuncties
7.8.1 Aflezen van de min-/max-waarden voor de systeemdruk
u [Hi] of [Lo] kiezen om de steeds hoogste of laagste gemeten proceswaarde weer te geven:
[Hi] = maximale waarde systeemdruk
[Lo] = minimale waarde systeemdruk
Het geheugen kan worden gereset.
16
De maateenheden zijn te selecteren afhankelijk van het betreffende apparaat.
Elektronische druksensor
[Hi]
[Lo]

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave