Veiligheidsinstructies voor de rookgasaf-
voeraansluitingen
Controleer of de geïnstalleerde ver-
î
brandingslucht- en rookgasafvoerlei-
dingen goed vast zitten en Gesloten
zijn, en beantwoorden aan alle ver-
strekte instructies en toepasselijke
voorschriften en normen.
Als het rookgasafvoersysteem niet
î
goed wordt ondersteund, kan dit de-
fecten tot gevolg hebben waardoor
rookgassen de omgevingslucht kun-
nen verontreinigen.
De componenten van het rookgasaf-
î
voersysteem waarmee de ketel wordt
uitgerust, moeten afkomstig zijn van de-
zelfde fabrikant en moeten goedgekeurd
zijn door de fabrikant van de ketel. Zorg
ervoor dat de diameters van alle leidin-
gen en aansluitingen overeenkomen, om
te voorkomen dat er lekken ontstaan.
Elk gasgestookt toestel genereert
î
koolstofmonoxide. Het niet installe-
ren van koolstofmonoxide-detectoren
met alarm in de stookruimte, kan ern-
stige verwondingen of zelfs de dood
tot gevolg hebben. Raadpleeg de toe-
passelijke lokale voorschriften.
Er moet een systeem voor neutralisa-
î
tie van condensaat worden geïnstal-
leerd in overeenstemming met de
geldende lokale voorschriften en
normen. Het moet regelmatig wor-
den gereinigd en onderhouden.
Sluit de ketel niet aan op een
î
rookgasafvoerleiding
wordt gedeeld met andere toe-
stellen die op een ander gas of
olie werken. Hierdoor kunnen
rookgassen gaan overlopen
en kan de ketel defect raken.
Neem voor meer informatie
contact op met uw lokale AIC
Technical Support afdeling.
Installeer dicht bij het toestel een con-
î
densaatafvoer die is aangesloten op de
riolering.
F-090533_NL • 00
Gebruik uitsluitend de meegeleverde
î
beugels om het rookgasafvoersys-
teem te ondersteunen.
Let er bij het monteren van de buizen op
î
dat er geen spanning op de onderdelen
wordt uitgeoefend.
Installeer de horizontale rookgasafvoer-
î
leidingen met een lichte helling van 5 cm
per meter (3°) terug naar het toestel.
De stookruimte moet verplicht worden
î
geventileerd. De afmetingen van de ven-
tilatieopeningen bovenaan of onderaan
hangen af van het vermogen van de ketel
en de grootte van de stookruimte. Raad-
pleeg de geldende lokale voorschriften.
Als de inlaat van de verbrandingslucht
î
zich bevindt in een ruimte die mogelijk
verontreinigingen kan veroorzaken of be-
vatten, of als producten die de lucht kun-
nen verontreinigen niet kunnen worden
verwijderd, dan moeten de leidingen van
de verbrandingslucht worden verplaatst
en uitmonden op een andere plaats.
Als de ketel wordt gebruikt in professio-
î
nele omgevingen zoals kapperszaken,
schoonmaakbedrijven, verfwinkels, enz.
waar chlorideproducten, oplosmiddelen,
verf, stof, enz. de lucht kunnen verontrei-
nigen, dan moet het worden geïnstalleerd
in een speciaal daartoe voorziene stook-
ruimte zodat de verbrandingslucht die aan
de ketel wordt geleverd, schoon is.
Als er wordt gewerkt met parallelle rook-
î
gasafvoersystemen, let er dan op dat
die
er voldoende afstand (minimaal 40 mm)
wordt gehouden tussen de rookgasaf-
voerleidingen van de ketel en brandbare
materialen, en tussen de rookgasafvoer-
leiding en luchtinlaatleiding wanneer deze
laatste van kunststof is.
I
nstallatIe van het product
Maak alle rookgasafvoerleidin-
î
gen goed vast aan een stevige
structuur.
I-35