5.9
Het verwarmingselement dient te allen tijden geaard zijn.
5.10
Alle elektrische kabelaansluitingen dienen uitgevoerd te worden
door een gekwalificeerde installateur. Dit zal gebeuren conform
de plaatselijke en nationale geldende richtlijnen voor elektrische
aansluitingen. Het circuit zal worden beveiligd door een passende
zekering en een tweepolige scheidingsschakelaar met een
scheiding van de contacten van minimaal 3 mm op de twee polen.
5.11
De kabelaansluitingen van het verwarmingselement dienen
te worden aangebracht zoals in schema 4 wordt getoond. De
voedingskabel moet over de pakkingbus worden geleid en de
buitenste kabelmantel dient stevig op de pakkingbus worden
bevestigd met een schroef. Plaats vóór gebruik altijd de afdekkap
terug.
5.12
STEL HET VERWARMINGSELEMENT NIET IN BEDRIJF voordat
het warmwatertoestel met water is gevuld.
5.13
Wij raden aan de thermostaat van het verwarmingselement in te
stellen tussen stand 4 en 5 (60 tot 65°C), terwijl deze tussen 1 en 5
(10°C en 70°C) kan worden ingesteld.
5.14
De thermostaat bevat een oververhittingsbegrenzer. De knop voor
het opnieuw inschakelen van de begrenzer is gemarkeerd op
schema 5. Overbrug NOOIT de oververhittingsbegrenzer.
8
02/03/2022 - 36006210_issue_06