Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bediening Van Het Regelsysteem; Bedieningselementen (Afb. 1) - Wilo VR-System Inbouw- En Bedieningsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

Nederlands
Ten eerste vindt er een verplichte vervanging van
de pompen plaats na een looptijd van 6 uur, ook bij
lopend bedrijf. Daarbij neemt tijdens het pieklast-
bedrijf de voorheen als pieklastpomp gebruikte
pomp de regelfunctie over, die de pomp volgt die
voorheen als basislast(regel)pomp werd gebruikt.
Ten tweede start bij het heropstarten van de instal-
latie (bijv. na nullast, extern uit) de pomp die de
laatst uitgeschakelde pomp volgt (op voorwaarde
dat er zich geen pompfout heeft voorgedaan).
Pomp-kick
Indien de installatie omwille van de nullastuitscha-
keling 6 uur lang uitgeschakeld is, wordt een pomp
van de installatie gedurende ca. 10 seconden inge-
schakeld. Daarbij vindt er bij herhalingen telkens
een pompwisseling plaats, zodat bijv. bij een instal-
latie met 4 pompen elke pomp die op "Auto" staat
een keer per 24 uur opstart.
De pomp-kick zorgt ervoor dat het blokkeren van
een pomp na een langere stilstand wordt vermeden.
Reservepomp
De parametrering van de installatie via DIP-scha-
kelaar maakt het mogelijk een pomp als reserve-
pomp aan te duiden. Bij reservebedrijf is het bedrijf
van een pomp onderdrukt. De pomp wordt alleen
ingeschakeld, wanneer een andere pomp door een
storing uitvalt en er voldoende behoefte bestaat.
Door de pompwisseling wordt gewaarborgd, dat
iedere pomp eens reservepomp wordt.
Storingsomschakeling installatie met meerdere
pompen
Indien een pomp een fout meldt, wordt ze onmid-
dellijk uitgeschakeld. Dit vindt plaats door het ver-
lagen van de analoge stuurspanning tot op 0 V.
Wanneer een pomp wegvalt, wordt de regelings-
opdracht doorgegeven aan een pomp die voor-
heen niet in gebruik was. Indien een pomp wegvalt
die met een maximumtoerental werkt, wordt door
de regeling en afhankelijk van de behoefte het
pompvermogen van de regelingspomp verhoogd
en indien nodig wordt nog een extra pomp bijge-
schakeld.
Watergebrek
Via de melding van een voordrukschakelaar, een
vlotterschakelaar of het schakelcontact van een
niveaurelais kan het regelsysteem een verbreek-
contact ter beschikking krijgen voor het melden
van watergebrek. Na afloop van een instelbare tijd
T1 worden de pompen uitgeschakeld. Een water-
gebrek binnen de tijd T1 leidt niet tot het uitscha-
kelen van de installatie. Het heropstarten van de
installatie vindt onmiddellijk plaats na het uitblij-
ven van de droogloopmelding.
Een watergebrek activeert de verzamelstoringsmel-
ding na afloop van T1 en de led voor watergebrek
gaat onmiddellijk branden. Als het watergebrek is
verholpen voordat de tijd T1 is afgelopen, dooft de
led. Als T1 wordt overschreden, brandt de led tot aan
48
het resetten. In de periode tussen het verhelpen van
het watergebrek en het resetten knippert de led.
Door het draaien van de draaitoets worden de fout-
melding en de verzamelstoringsmelding gereset.
Het resetten is alleen mogelijk wanneer de fout is
verholpen.
Overdruk
Voor de bescherming van de gebouwinstallaties
kan een overdrukgrens worden ingesteld. Indien
de systeemdruk gedurende drie seconden boven
deze grens, worden alle pompen die in gebruik zijn
onmiddellijk uitgeschakeld en de verzamelstorings-
melding en de led voor overdruk geactiveerd.
Voor zover de systeemdruk weer onder de over-
drukgrens is gedaald, wordt de opgetreden fout
weergegeven door het knipperen van de led voor
overdruk. Het heropstarten van de installatie
gebeurt een seconde nadat de systeemdruk tot
onder deze drukgrens is gedaald. Na het resetten
van de fout, worden de led voor overdruk en de
verzamelstoringsmelding gereset.
Noodbedrijf
In geval van een storing van de microcontrollerprint-
plaat of de sensor heeft de gebruiker de mogelijkheid
bij de pomp een vaste, analoge spanning (0 ... 10 V)
en bijgevolg een vast toerental in te stellen (zie para-
graaf 8.4).
De spanning kan door middel van een potentio-
meter worden bepaald. Via de schuifschakelaar
kunnen de pompen naar wens worden bij- of uit-
geschakeld.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
In geval van een noodbedrijf zijn alle besturings-
en bewakingsfuncties buiten werking gesteld.
Elektrische leidings- en motorbeveiliging zijn
echter nog steeds gegarandeerd.
De bewaking van de installatie door een vak-
kundig persoon is absoluut verplicht.

4.2 Bediening van het regelsysteem

4.2.1 Bedieningselementen (afb. 1)

• Hoofdschakelaar (pos. 1)
Aan/uit-functie van het regelsysteem en schei-
ding van het elektrische voedingsnet
• LC-display (pos. 3)
Op het display worden de instelparameters en
systeemmeldingen van de installatie weergege-
ven door symbolen en getalwaarden.
De weergaveverlichting is continu ingeschakeld.
• Draaitoets (Pos. 2)
De draaitoets wordt gebruikt voor de gebruiker-
specifieke invoer van waarden of voor het reset-
ten van fouten.
Door kort op de knop te drukken kan van de basis-
weergave naar het menu bedrijfssituaties (zie 4.2.2
menustructuur) van de pomp worden genavigeerd.
Als langer dan 2 seconden op de knop wordt gedrukt,
wordt het menu voor de systeeminstellingen van de
installatie (zie 4.2.2 menustructuur) weergegeven.
WILO SE 07/2011

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave