5 Inbedrijfname
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door
een vakbekwaam technicus.
5.1 Bedieningspaneel
Handleiding van het bedieningspaneel
5.2 Laatste controles voor inwerkingstelling
Hydraulisch circuit
- Controleer of de installatie en de ketel goed met water gevuld zijn
en op de juiste wijze geïrrigeerd en ontlucht zijn.
- Controleer de hydraulische dichtheid van de koppelstukken.
Gascircuit
- Sluit een manometer aan op het drukmeetpunt.
- Controleer de druk op de verstuivers en de startdruk.
5.3 Procedure voor indienststelling
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door
een vakbekwaam technicus.
1. Controleer de waterdruk in de installatie. Eventueel water
bijvullen.
2. De gaskraan openen.
3. Controleer de stand van de 3-standenschakelaar:
- AUTO: Voor ketels voorzien van een REA regelaar, een module
REA-030B of een omgevingsthermostaat
-
: Voor ketels zonder REA regelaar, een module REA-030B en
een omgevingsthermostaat
4. Zet de Zomer/Winterschakelaar op
Indien een regelaar is aangesloten, dient de schakelaar in
winterstand
te staan.
5. Plaats de afstelorganen (thermostaten, regeling) zodanig dat er
warmte wordt opgevraagd.
De thermostaat van de 1e vlamgang moet altijd op een waarde
ingesteld worden die hoger is dan die van de thermostaat van
de 2e vlamgang, ca. 5°C.
Indien de ketel is voorzien van een REA regelaar, moeten de
thermostaten van de ketel op de max. stand staan.
6. Controleer of de veiligheidsthermostaat niet ontkoppeld is.
Verwijder het kapje van de veiligheidsthermostaat en duw de
resetknop in met een schroevendraaier.
7. Zet de Aan/Uitschakelaar op
18
.
.
5.4.7 Pressions de reglage et marquage des injecteurs calibrés
(pagina: 22)
- Stel, indien nodig, de druk bij
Réglage de la pression aux injecteurs (pagina: 20)
Réglage du palier de démarrage (pagina: 21)
Elektrische aansluitingen
- Controleer of de aansluitingen op de juiste wijze onder het
bedieningspaneel geplaatst zijn.
GSR 230 N/II
14/06/07 - 94858584 - 8503-4173D