4.- ONDERHOUD
4.2.- REPARATIE
- Wees met name voorzichtig bij het vervangen van vierwegafsluiters. Deze bevatten componenten die zeer hittegevoelig zijn,
zoals kunststof, teflon enz.
- Indien een compressor vervangen moet worden, sluit de elektra dan af en verwijder de zuig- en uitlaatleidingen met behulp
van een soldeertang. Verwijder de bevestigingsschroeven en vervang de oude compressor door de nieuwe. Controleer of de
nieuwe compressor voldoende olie bevat, schroef deze op de basis vast en sluit de leidingen en elektrische aansluitingen aan.
- Creëer zowel boven als onder via de Schrader-afsluiters een vacuüm tot het niveau van -750 mm Hg is bereikt.
Zodra dit vacuüm is bereikt, laat u de pomp nog minimaal een uur draaien. GEBRUIK DE COMPRESSOR NIET ALS
VACUÜMPOMP. Indien de compressor draait bij een vacuüm, zal storing optreden.
- Vul de unit met koelmiddel conform de specificaties op het typeplaatje en controleer de unit op lekkage.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK VAN R-410A-KOELMIDDEL
Bij gebruik van R-410A-koelmiddel dienen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht genomen te worden:
- De vacuümpomp moet zijn voorzien van een keerklep of elektromagnetische klep.
- Er dient gebruikgemaakt te worden van manometers en slangen die speciaal bestemd zijn voor gebruik met het
R-410A-koelmiddel.
- Het vullen dient plaats te vinden in de vloeistoffase.
- Gebruik altijd een weegschaal om het gewicht van de vulling vast te stellen.
- Gebruik de lekdetector uitsluitend voor R-410A-koelmiddel.
- Gebruik geen minerale olie, maar alleen synthetische om de aansluitingen te maken of te vergroten.
- Houd de leidingen afgesloten tot u deze in gebruik neemt, en wees alert op mogelijk vocht en vuil (stof, vijlsel, slijpsteen, enz.).
- Soldeer altijd in een omgeving met stikstof.
- Pijpfrezen moeten altijd geslepen zijn.
- De fles met koelmiddel moet minimaal 2% van de totale inhoud bevatten.
4.3.- DIAGNOSE VAN DE STORING
PROBLEEM
De unit start niet meer.
De ventilator werkt niet (terwijl
compressor in bedrijf is).
De compressor stopt als de
hogedrukschakelaar uitstaat.
De compressor stopt als de
lagedrukschakelaar uitstaat.
Het oliepeil in de compressor
is zeer laag.
Als de compressor veel
lawaai maakt en de druk hoog
of laag is, is iets niet goed.
OORZAAK
* Stroom afgesloten.
* Hoofdschakelaar staat op STOP.
* Geen water.
* Zekeringen zijn doorgeslagen.
* Te lage spanning.
* E en van de veiligheidsvoorzieningen is
geactiveerd.
* Compressorstoring.
* Te lage watertemperatuur.
* Interne beveiliging staat open.
* Onjuist aangesloten.
* Slechte regeling van condensatie.
* Condensorbatterij verstopt.
* Unit werkt niet binnen limieten.
* Ventilatoren werken niet goed.
* Onvoldoende vulling.
* D e waterwisselaar is geblokkeerd
(waterzijde).
* Geen water.
* De krukkastverwarming werkt niet.
* De fasen voor de stroomvoorziening van de
compressor zijn niet juist aangesloten.
ACTIE
* Controleer de stroomvoorziening.
* Sluit hoofdschakelaar aan.
* Start waterpomp (en controleer lucht in
systeem).
* Controleer spanning.
* Controleer antivriesthermostaat.
* Controleer hogedruk-/lagedrukschakelaar.
* Vervang compressor.
* Creëer vraag naar koeling.
* Laat de motor afkoelen.
* Sluit ventilator goed aan.
* Controleer de werking.
* Onderhoud de condensorbatterij
* Controleer de ventilatoren.
* Controleer de vulling.
* Onderhoud de wisselaar.
* Zorg voor voldoende water.
* V ervang de krukkastverwarming en
controleer het oliepeil.
* W issel de draden van twee fasen van de
stroomvoorziening van de compressor om.
37