2.- INSTALLATIE
2.7.- OPSTELLING UNIT
1.- De EcoLeanTM-units kunnen zowel binnen als buiten worden geïnstalleerd.
2.- Houd rekening met de minimale vrije ruimte zodat u bij de unit kunt en de luchttoevoer naar de elementen in het
verwarmingsdeel van de unit voldoende is (zie pagina 28).
3.- Monteer de unit op een stevige ondergrond, bij voorkeur van beton. Ter voorkoming van trillingen mag het beton niet in
contact staan met de fundering van het gebouw.
4.- Aanbevolen wordt de unit op schokdempers te plaatsen.
5.- In de verwarmingstand (warmtepompkoelers) ontstaat er ijs in de batterij. Het ontdooiproces in de warmtepompunits wordt in
werking gesteld wanneer de buitentemperatuur laag is en het buitenelement zou kunnen bevriezen.
Om het ijs te smelten schakelt de ontdooifunctie de unit korte tijd naar de koelmodus. Wanneer de verdampingstemperatuur
begint te dalen, start er een ontdooiperiode om te zorgen voor voldoende warmteoverdracht. Tijdens het ontdooien smelt het
ijs van de batterijen. Het water moet worden afgevoerd.
WAARSCHUWING
Indien de unit voor langere tijd wordt blootgesteld aan omgevingstemperaturen onder de 0ºC kan het smeltwater
van het ontdooien onder in de basis van de unit bevriezen. Hierdoor kan geen water meer worden afgevoerd. Er kan
zich ijs afzetten, waardoor de machine niet meer correct werkt. Neem in dit geval contact op met de klantenservice.
6.- De waterstroom in de warmtewisselaar moet tijdens koelen even groot zijn als tijdens verwarmen.
7.- Breng een waterfilter aan in de inlaat van de unit.
In units die niet zijn voorzien van een hydronische of hydraulische module, moet een zeeffilter worden aangebracht.
De maaswijdte mag niet groter zijn dan 1 mm.
8.- Gebruik indien nodig behandeld water.
9.- De unit moet op het laagste punt worden gevuld met het water dat naar het circuit wordt toegevoerd. Zorg dat alle
ontluchtingskleppen openstaan zodat er geen lucht in het systeem blijft hangen.
10. Plaatsing binnen
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
Luchtintredekanaal (1)
Neem voor binnenopstelling het volgende advies in acht:
-Tijdens de ontdooicyclus voor de warmtepompunits komt er een grote hoeveelheid smeltwater vrij doordat het ijs van de
batterijen smelt.
Als u het water wilt afvoeren, moeten er voldoende afvoermogelijkheden achter de unit aanwezig zijn, zodat het water wordt
opgevangen voor afvoer naar elders.
-Luchtkanaalinstallatie.
Bij toepassing van een luchtkanaal gelden lagere werkingslimieten (zie het hoofdstuk over limieten in deze handleiding).
(1) Met het plenum voor luchtinvoer (optie), dat leverbaar is voor de modellen 0251 t/m 1403, is het luchtinlaatkanaal
gemakkelijker te installeren (zie pagina 24).
(2) Op het uitlaatplenum (optie) kan een vierkant uitlaatkanaal voor de FP1- en FP2-units met een hoge statische druk worden
aangesloten (zie pagina 24).
Luchtuittredekanaal (2)
Unit
Extra lekbak
(wWarmtepompunit)
30
Indien in units met warmtepompen met dubbele circuits en
units voor alleen koelen 1003SM tot 1804SM slechts één
kanaal wordt geïnstalleerd, moet er voor iedere ventilator
een gereguleerde drukdemper worden geplaatst, zodat er
geen lucht meer door de ventilator kan stromen als deze
uitgeschakeld is.