2. Apparatuurverbinding en netwerkinstelling.
2.2 Handmatige instelling netwerkverbinding (vervolg)
5) Open "Eigenschappen voor LAN-verbinding" wat u gebruikt voor uw
netwerkapparaat. (Afb. 2.2.2.c)
Afb. 2.2.2.c "Eigenschappen voor LAN-verbinding" venster.
6) Stel het gebruikte protocol in op "Eigenschappen voor Internet-protocol (TCP/
IP)" venster
Afb. 2.2.2.d "Eigenschappen voor Internet-protocol (TCP/IP) " scherm.
7) Stel het IP-adres, subnetmask en standaard gateway in voor de PC.
6