Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
5.6 Inbedrijfstelling
De inbedrijfstelling of eerste opstart van het toestel moet door een vakman worden uitgevoerd.
Controleer vóór het opstarten of de installatie en de elektrische aansluitingen in overeenstemming zijn met deze handleiding
en of er zich tijdens de werking geen onbevoegden in de buurt van het toestel bevinden.
1) Voordat u het toestel opstart, moet u controleren of:
Het toestel correct is geplaatst.
Het debiet en de leidingen van het hydraulisch systeem correct zijn.
De leidingen schoon zijn.
De lucht normaal kan stromen.
Het condenswater normaal naar de afvoeropening en de sifon kan stromen.
De warmtewisselaar schoon is.
De elektrische aansluiting correct is.
De aansluitkabel goed is vastgemaakt.
De stroomvoorziening voldoet aan de eisen.
De motor normaal werkt binnen de maximaal toegestane waarde.
6 SERVICEGIDS
Laat in geval van storingen een erkend technicus het toestel herstellen.
Zorg ervoor dat de stroom is uitgeschakeld tijdens de herstelling.
6.1 Probleemoplossing
De garantie dekt geen schade veroorzaakt door demontage of reiniging van interne onderdelen door onbevoegden.
Wanneer zich ongewone situaties voordoen (brandgeur, enz.), dient u het toestel onmiddellijk te stoppen en de stroom uit
te schakelen. Dit kan leiden tot schade, elektrische schokken of brand. Neem contact op met de installateur.
Het systeem moet worden onderhouden door gekwalificeerd personeel.
Probleem
Een veiligheidsvoorziening, zoals een zekering,
stroomonderbreker of aardlekschakelaar, wordt vaak
geactiveerd of de AAN/UIT-schakelaar werkt niet naar
behoren.
De bedieningsschakelaar werkt niet normaal.
Als er een centrale bediening wordt gebruikt, verschijnt het
toestelnummer op de gebruikersinterface en knippert de
bedrijfsindicator. Een foutcode verschijnt op het scherm.
Als er andere storingen zijn dan hierboven beschreven, volg dan onderstaande stappen.
Het systeem werkt helemaal niet.
Het systeem werkt wel, maar er is
onvoldoende koeling of verwarming.
WAARSCHUWING
Probleem
Oplossing
Zet de hoofdschakelaar uit.
Schakel de stroomtoevoer uit.
Contacteer de installateur en meld de foutcode.
Oplossing
Controleer of er een stroomstoring is. Wacht tot de
stroomtoevoer hersteld is. Als er een stroomstoring
optreedt terwijl het toestel nog in werking is, zal het
systeem automatisch herstarten zodra de
stroomtoevoer hersteld is.
Controleer of er geen obstructies in de luchtuitlaat
zitten. Verwijder de obstructie.
Controleer of het filter vuil is.
Controleer de temperatuurinstelling.
Controleer de instelling van de ventilatorsnelheid op
de gebruikersinterface.
Controleer of er deuren en ramen open zijn. Sluit
deuren en ramen.
Controleer of er niet te veel mensen in de ruimte zijn
wanneer de koelmodus is ingeschakeld.
Controleer of er niet te veel warmtebronnen in
de kamer zijn.
Controleer of er direct zonlicht in de kamer
binnenkomt. Gebruik gordijnen of andere zonwering.
Controleer of de lucht in de juiste hoek wordt
uitgeblazen.
19
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
