BEDIENINGS- EN MONTAGEHANDLEIDING VENTECH-SYSTEEM PKOM
15. Vorstbeveiliging voor de tegenstroomwarmtewisselaar
15.1 HEETGASVOORVERWARMER
15.2 AARDWARMTEWISSELAAR
4
In de wintermaanden kan bij matige
tot strenge vorst en afhankelijk van
de luchtafvoervochtigheid en de
afvoerluchttemperatuur, het water
in de tegenstoomwarmtewisselaar
bevriezen. Voor een correcte wer-
king van het toestel, gelden voor ieder
type warmtewisselaar andere speci-
fieke lage temperatuurgrenswaarden
voor de buitenlucht. Bij temperatu-
ren onder die grenswaarden dient de
warmtewisselaar via passende maat-
De combiwarmtepompen worden
standaard uitgerust met een heetgas-
voorverwarmer die onmiddellijk vóór
de ingang waar de verse lucht in de
tegenstroomwisselaar binnenkomt,
staat opgesteld. Een temperatuurvoe-
ler tussen de heetgasvoorverwarmer
en de tegenstroomwisselaar meet de
temperatuur van de binnenkomende
verse lucht. Ligt deze gemeten tem-
peratuur onder de vooraf bepaalde
minimum temperatuur, dan wordt de
voorverwarmer gevuld met heet gas
Door het integreren van een aard-
warmtewisselaar in een ventilatie-
systeem wordt een zeer efficiënte
vorstbeveiliging mogelijk.
Bij het installeren van een aardwarm-
tewisselaar, dienen de volgende aan-
wijzingen in acht genomen te worden.
• De leidingen dienen waterdicht te
zijn en op vorstvrije diepte verlegd
te worden rekening houdende met
de reinigingsmogelijkheden.
• Er moet rekening worden gehouden
met de uitvoeringsrichtlijnen van de
fabrikant.
• Er moet een condenswaterafvoer
aangelegd worden.
PAGINA 26
regelen beschermd te worden.
De minimum temperatuur van de
verse buitenlucht van toesteluitvoe-
ring S (standaard warmtewisselaar)
bedraagt : -3°C
De minimum temperatuur van de
verse buitenlucht van toesteluitvoe-
ring F (enthalpiewarmtewisselaar)
bedraagt : -7°C
van het TV-warmtepompcircuit om zo
de verse lucht voor te verwarmen.
Het voorverwarmen van
de verse lucht via de warmtepomp
zorgt voor een verminderd warmte-
vermogen voor de toevoerlucht. Om
het tekort aan warmte-energie aan te
vullen, is een externe extra verwar-
mingsbron nodig.
• De buitenmuurdoorvoer van het
luchtkanaal moet goed afgedicht
worden om te voorkomen dat vocht
kan binnendringen.
• Om vorstschade te vermijden is
het bij het verleggen van leidin-
gen belangrijk voldoende afstand
van andere bouwelementen (zoals
waterleidingen, fundamenten,...) te
houden
• Aardwarmtewisselaars mogen niet
in bodems met schadelijke stoffen
worden geïnstalleerd.
• Aardwarmtewisselaars moeten met
het oog op energie-efficiëntie en
luchthygiëne zorgvuldig gepland en
geïnstalleerd worden.
Wijzigingen voorbehouden