Installatie- en bedieningsinstructies | idOil-20
8.2
Onderhoudsmaatregelen
De sensoren moeten worden schoongemaakt in combinatie met onderhoudsinspecties. U
kunt de sensoren bijvoorbeeld reinigen met afwasmiddel en een afwasborstel.
Gebruik geen corrosieve stoffen om de sensoren schoon te maken.
8.3
Oplossen van meest voorkomende problemen
GEVAAR OP ELEKTRISCHE SCHOK!
Respecteer de instructies voor elektrische veiligheid.
PROBLEEM:
Uitleg:
Actie:
ONTPLOFFINGS GEVAAR!
Respecteer de installatie- en onderhoudsinstructies voor explosieve omgevingen!
Het meetapparaat moet Exi-geklasseerd zijn als de te controleren sensor zich in een
explosieve zone bevindt.
PROBLEEM:
Uitleg:
Actie:
Neem contact op met de lokale vertegenwoordiging of servicedienst van Labkotec Oy.
De LED van de voedingsspanning brandt niet
De spanning die door het apparaat werd ontvangen is te laag of de
zekering is gesprongen.
1. Controleer eerst of de spanning niet door de hoofdschakelaar
werd afgesloten.
2. Meet de spanning van de koppelingen N en L1. Deze moet
steeds tussen de 100 en de 240 V AC bedragen.
De
storingsalarm
LED
alarmindicatie LED's knipperen, dit duidt op kabelbreuk.
of
De storingsalarm LED is rood en alle alarmindicatie LED's zijn
rood, dit duidt op een kortsluiting.
De sensorkabel is kortgesloten, afgeknipt of losgekoppeld van de
koppeling. De sensor kan ook beschadigd zijn.
1. Meet de spanning van de sensorkoppelingen van de sensoren
afzonderlijk. De spanning moet 9,0–11,5 V bedragen.
2. Indien de spanning correct is, meet u de stroom die door de
sensor wordt ontvangen, deze zou binnen de 10 seconden
tussen 6,0-8,0 mA bedragen.
3. Koppel de losgekoppelde draad na de meting opnieuw aan.
De draden van de sensorkabel zijn niet genummerd omdat de
polariteit van de spanning (+ of -) geen verschil maakt.
is
rood
en
één
DOC001600-NL-9
25/36
of
meerdere