Installatie- en bedieningsinstructies | idOil-20
6
Inbedrijfstelling
6.1
Sensoridentificatie
Zorg ervoor dat de sensoren zijn geïnstalleerd en aangesloten in de regeleenheid in
overeenstemming met de instructies in de voorgaande hoofdstukken.
GEVAAR OP ELEKTRISCHE SCHOK! Respecteer de veiligheidsinstructies hieronder!
Open het deksel van de regeleenheid en
controleer of de beschermplaat op zijn
plaats zit!
Voeding aan de regeleenheid koppelen.
De lampjes van de voedingsspanning en de
storingsindicatie (Zie Hoofdstuk Werking)
branden groen.
De sensorindicatielampjes zijn uit.
Druk kort op de sensoridentificatieknop
(1).
De sensoridentificatiefunctie wordt gestart en het storingsindicatielampje knippert groen.
Zodra een sensor is geïdentificeerd,
indicatielampje van de betreffende sensor groen.
Wanneer alle aangesloten sensoren zijn geïdentificeerd, branden de lampjes van de
aangesloten sensoren groen en stopt het storingsindicatielampje met knipperen.
Sluit het deksel van de behuizing.
Het alarm is nu operationeel.
Indien de regeleenheid niet alle aangesloten sensoren heeft geïdentificeert.
Controleer de sensorkoppelingen/aansluitingen
Druk na de controle opnieuw op de sensoridentificatieknop.
De regeleenheid zoekt de sensoren gedurende ongeveer 2 minuten, tenzij er al drie
sensoren zijn gevonden.
De sensoridentificatie kan worden gestopt door de sensoridentificatieknop gedurende 5
seconden ingedrukt te houden.
Afbeelding 16. Sensoridentificatieknop.
stopt het knipperen en wordt het wordt het
18/36
DOC001600-NL-9