14.1 Inleiding
Alle Laika voertuigen zijn voorzien van een waterin-
stallatie die speciaal is ontworpen om een groot
comfort en een gepast veiligheidsniveau te garan-
deren. Er moet alleszins opgelet worden dat de instal-
latie niet wordt beschadigd, en vooral in geval van
vriestemperaturen.
Dankzij het volgende advies kan de installatie van uw
voertuig perfect doeltreffend gehouden worden:
• gebruik absoluut geen schurende producten, zuren
en soortgelijk om de leidingen te reinigen;
• de waterpomp is op de inlaat voorzien van een filter
die regelmatig moet gereinigd worden zodat de
correcte werking ervan wordt gegarandeerd;
• in geval van kans op vriestemperaturen moet de
installatie helemaal leeg gemaakt worden (zie
"Onderhoud - Inactiviteit van het voertuig"): het
is erg belangrijk dat geen water achterblijft in het
einddeel van de installatie, dus in de kranen van de
badkamer en de keuken.
14.2 Waterpomp
De pomp zuigt water aan uit de geselecteerde tank
(standaard of extra tank, indien gemonteerd). Het
water stroomt via een filter die rechtstreeks op de
inlaat van de pomp is voorzien, en wordt in de instal-
latie gevoerd via antivries leidingen van polybutyleen
die de kranen bereiken. De pomp is voorzien van een
drukschakelaar, en wordt ingeschakeld wanneer een
kraan wordt geopend.
Voor meer informatie over de pomp wordt verwezen
naar de handleiding van de constructeur.
Voertuigen voorzien van extra
verswatertank (optioneel)
Op de voertuigen die zijn voorzien van een extra
verswatertank is een kraan aanwezig die gewoonlijk
nabij de waterpomp is gemonteerd, voor de selectie
van de tank (standaard of extra tank).
14 - WATERINSTALLATIE (ECOVIP - KREOS)
GEBRUIK EN ONDERHOUD
14.2.1
Reiniging van de filter
1
Demontage van de filter van de pomp voor de
reiniging.
14.2.2 Mogelijke problemen, en
oplossingen
De pomp wordt niet ingeschakeld wanneer
een kraan wordt geopend:
• pomp niet geactiveerd vanaf het controlepaneel;
• kabel gelost;
• accu leeg;
• contacten verroest.
De pomp wordt ingeschakeld wanneer de
kranen zijn gesloten:
• dichtingsklep lekt;
• pomp beschadigd;
• waterlek in de installatie.
De pomp wordt niet uitgeschakeld
wanneer de kranen worden gesloten:
• watertank leeg;
• lucht in de installatie;
• lek in de installatie;
• drukschakelaar defect (schakel de pomp uit na elk
gebruik).
Er komt geen water uit de kranen:
• watertank leeg;
• leiding verwrongen;
• lucht in de lijn;
• filter verstopt;
• kraan verstopt;
• leiding bevroren.
2
71