INSTALLATIE
Controleer na afloop of het apparaat elektrisch veilig en gasdicht is.
de gasslang voldoende speling hebben om het fornuis te
kunnen verplaatsen.
Indien het fornuis van een stabiliteitsketting voorzien is, dient
u deze los te koppelen terwijl u het fornuis er voorzichtig uit
trekt.
Als u het fornuis weer op zijn plaats zet, dient u wederom te
controleren of de stroomkabel en de gasleiding niet blijven
haken.
Waterpas Stellen
Plaats een luchtbelwaterpas op een rek van één van de ovens
om te controleren of het fornuis waterpas staat.
Zet het fornuis op de bestemde plaats neer. Pas daarbij
op dat het niet wordt verdraaid in de ruimte tussen de
keukenkasten, omdat dit het fornuis of de kasten kan
beschadigen.
De voeten aan de voorkant en de wieltjes aan de achterkant
kunnen worden afgesteld om het fornuis waterpas te
stellen. Om het fornuis aan de achterkant in de hoogte te
verstellen, dient u de stelmoeren aan de voorste hoeken aan
de onderkant van het fornuis af te stellen met behulp van
het bijgeleverde nivelleerwerktuig. Om de voeten aan de
voorkant in te stellen dient u het fornuis met behulp van de
wieltjes aan de achterkant op te tillen of te laten zakken.
Eindcontroles
Kookplaatcontrole
Controleer elke brander (zie 'Kookplaatbranders' aan het
begin van de handleiding).
Grillcontrole
Draai de grillknop aan en controleer of de grill warm wordt.
Ovencontrole
Stel de klok in zoals eerder beschreven werd en zet
vervolgens de ovens aan. Controleer of de ovenventilators
gaan draaien en of de ovens worden verwarmd.
Opmerking: De garantie dekt het ovenlampje niet.
Zet de ovens uit.
33