4
Druk op PRINT.
Wanneer de toets PRINT groen brandt, is
de printer gereed voor het maken van
afdrukken. Alle afbeeldingen waarvoor u
een aantal voor de afdrukken hebt
ingesteld, worden afgedrukt.
Meerdere afbeeldingen afdrukken
Herhaal de stappen 2 en 3.
Het aantal afdrukken wijzigen
Breng de afbeelding waarvan u het aantal
afdrukken wilt wijzigen op het scherm en
geef de aanduiding van het aantal
afdrukken weer door op ENTER te
drukken. Druk daarna op f/F zodat u het
aantal afdrukken kunt instellen en druk
dan op ENTER.
Selecteert u "0", dan worden er geen
afdrukken gemaakt.
Opmerkingen
• Het is belangrijk dat u de printer tijdens het
afdrukken nooit verplaatst of uitzet; het inktlint of
het afdrukpapier zou vast kunnen komen te zitten.
Als u de printer uitzet, laat de papierlade dan in de
printer zitten en zet de printer weer aan. Ga verder
met afdrukken nadat het papier uit de printer komt.
• Haal de papierlade niet uit de printer tijdens het
afdrukken. Er zou zich anders een storing kunnen
voordoen.
• Het afdrukpapier komt tijdens het afdrukken
enkele keren tevoorschijn. Raak het papier dat
tevoorschijn komt niet aan en trek er niet aan.
•
Zie pagina 80, als er papier in de printer blijft
steken.
NL
18
Over het selecteren van invoer
De printer is niet uitgerust met een schakelaar
voor het selecteren van de invoer. Wanneer u
een geheugenkaart in de printer plaatst of een
extern apparaat op de printer aansluit, worden
de afbeeldingen op de geplaatste geheugenkaart
of het aangesloten externe apparaat
automatisch weergegeven. Als meerdere
geheugenkaarten of een extern apparaat zijn
aangesloten, hebben de media die het eerst zijn
aangesloten prioriteit. De afbeeldingen in het
interne geheugen worden weergegeven
wanneer u drukt op ENTER terwijl er geen
geheugenkaart is geplaatst en geen extern
apparaat is aangesloten.
Wanneer u de printer aanzet terwijl er meerdere
media zijn geplaatst of aangesloten, neemt de
printer de media waar in de volgorde "Memory
Stick", CompactFlash-kaart, SD-
geheugenkaart, xD-Picture Card en daarna het
externe apparaat dat is aangesloten op de
PictBridge/EXT INTERFACE-aansluiting, en
de computer.