11/07/04 17:46:14 39Z4M600_004
GEBRUIKSCONTROLES VOORAF
IS UW MOTOR GEBRUIKSKLAAR?
Voor uw eigen veiligheid, een goede naleving van de milieuvoorschriften
en een maximale levensduur van uw apparatuur, is het van groot belang
dat u voorafgaand aan het aanzetten van de motor even de tijd neemt om
de conditie van de motor te controleren. Los eventuele gevonden
problemen op of laat ze door uw onderhoudsdealer verhelpen voordat u de
motor weer gebruikt.
Als u onderhoud aan deze motor verkeerd uitvoert of een
storing niet verhelpt voordat u de motor gebruikt, kunt u een
defect veroorzaken waarbij u ernstig of dodelijk letsel
oploopt.
Voer voorafgaand aan elk gebruik steeds een controle uit en
verhelp een eventueel gevonden probleem.
Ga voordat u de gebruikscontrole verricht eerst na of de motor wel
horizontaal staat en de motorschakelaar in de stand UIT (OFF) staat.
Controleer altijd de volgende punten voordat u de motor start:
Controleer de algehele conditie van de motor
1.
Kijk rondom en onder de motor of u sporen ziet van olie- en
benzinelekkage.
2.
Verwijder een teveel aan vuil of rommel, vooral rondom de
uitlaatdemper en de terugloopstarter.
3.
Let op tekenen van schade.
4.
Controleer of alle afschermkappen en deksels op hun plaats zitten en of
alle moeren, bouten en schroeven stevig vast zitten.
Controleer de motor
1.
Controleer het brandstofniveau (zie pagina
een volle tank zorgt u dat u nauwelijks of geen werkonderbrekingen
heeft om bij te moeten tanken.
2.
Controleer het motorolieniveau (zie pagina
een te laag olieniveau, kan er motorschade ontstaan.
Het Oil Alert systeem (betreffende uitvoeringen) zorgt dat de motor
automatisch uitschakelt voordat het olieniveau daalt tot beneden een
veilige grenswaarde. Om echter het ongemak van onverwacht
uitschakelen te vermijden, is het beter het motorolieniveau altijd te
controleren voordat u de motor start.
3.
Controleer het olieniveau in de reductiekast op de betreffende
uitvoeringen (zie pagina
9
). Olie is van essentieel belang voor een
goede en langdurige werking van de reductiekast.
4.
Controleer het luchtfilterelement (zie pagina
luchtfilterelement belemmert de luchtstroming naar de carburateur,
zodat de motor minder goed presteert.
5.
Controleer de apparatuur die door deze motor wordt aangedreven.
Neem de instructies door die bij de apparatuur aangedreven door deze
motor is meegeleverd en let op voorzorgen en procedures die u hoort te
volgen voordat u de motor start.
4
BEDIENING
VOORZORGEN VOOR VEILIG GEBRUIK
Lees bij de ingebruikname van de motor de paragraaf met
VEILIGHEIDSINFORMATIE door op pagina en de GEBRUIKSCONTROLES
VOORAF op pagina .
Vermijd voor uw eigen veiligheid het laten draaien van de motor in een
omsloten ruimte zoals een garage. Het uitlaatgas van de motor bevat giftig
koolmonoxide dat in een afgesloten ruimte snel een concentratie bereikt
die schadelijk of dodelijk is.
Lees de instructies die zijn meegeleverd bij de apparatuur die wordt
aangedreven door deze motor om te zien welke veiligheidsmaatregelen u
in acht moet nemen bij het starten, uitschakelen of gebruik van de motor.
Gebruik de motor niet op hellingen van meer dan 20° (36%).
DE MOTOR STARTEN
1.
Zet de benzinekraan in de stand AAN.
8
). Door al te beginnen met
2.
Zet om een koude motor te starten de chokehendel in de stand CLOSED
9
). Als de motor draait met
(dicht).
DICHT
Zet om een nog warme motor te herstarten de chokehendel in de stand
OPEN.
10
). Een vervuild
Sommige motoruitvoeringen hebben een extern gemonteerde
chokehendel en geen aan de motor gemonteerde chokehendel zoals hier
is afgebeeld. Zie de instructies die door de fabrikant van de apparatuur
zijn meegeleverd.
NEDERLANDS
2
4
Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide dat in
afgesloten ruimten een gevaarlijke concentratie kan
bereiken. Het inademen van koolmonoxide kan leiden tot
bewusteloosheid of de dood.
Laat de motor nooit in een (zelfs deels) afgesloten ruimte
draaien waar mensen aanwezig kunnen zijn.
AAN
UIT
CHOKEKNOP
D
D
I
I
C
C
H
H
T
T
BRANDSTOFKRAAN
A
A
A
A
N
N
O
O
P
P
E
E
N
N