Ga als volgt te werk voor het meten van gelijkspanningen "DC" (V
1. Schakel de DMM in en kies als meetbereik "V
draaiknop (5) geeft de maximale meetwaarde voor dat bereik aan.
2. Steek het rode meetsnoer in de V-bus (8) en het zwarte meetsnoer in de COM-bus (9).
3. Sluit nu de beide meetpennen aan op het te meten object (batterij, schakelaar enzovoort).
4. De rode meetpen is hierbij de positieve pool, de zwarte meetpen is de negatieve pool.
5. De polariteit van de betreffende meetwaarde wordt samen met de actuele gemeten waarde
weergegeven. De meeteenheid is V.
Zodra er bij de gemeten gelijkspanning een minteken "-" verschijnt voor de gemeten
waarde, dan is de gemeten spanning negatief (of de meetpennen zijn verwisseld).
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Zet de
draaiknop (5) in de stand "OFF" (uit).
Ga als volgt te werk voor het meten van wisselspanningen "AC" (V~):
1. Schakel de DMM in zoals beschreven in de paragraaf "Meten van gelijkspanningen" en kies
het meetbereik "V".
2. Sluit nu de beide meetsnoeren aan op het te meten object (generator, schakelaar enzovoort).
3. De gemeten waarde wordt weergegeven op het uitleesvenster. De meeteenheid is V.
4. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Zet de
draaiknop (5) in de stand "OFF" (uit).
b) Stroommeting "A
De spanning op het meetcircuit mag niet hoger zijn dan 600 V.
Metingen van >5 A mogen uitsluitend voor hooguit 10 seconden worden
gedaan, steeds gevolgd door een pauze van 15 minuten.
Alle stroommeetbereiken zijn voorzien van zekeringen en daardoor beveiligd
tegen overbelasting.
Ga als volgt te werk voor het meten van de gelijkstromen "µA, mA, A"
Wisselstroommetingen worden niet ondersteund door deze DMM. Probeer niet
om wisselstromen te meten met deze DMM.
Steek het rode meetsnoer in de 10 A max-bus (10) als de hoogte van de stroom niet
bekend is.
" (alleen in VC155)
" met de draaiknop (5). De waarde op de
):
75