Laadtoestand van de accu
controleren
De laadindicator (3) geeft de
laadtoestand van de accu (4)
aan. Druk op de toets van de
laadindicator (2) op de accu.
De laadtoestand van de accu
wordt aangeduid met de be-
treffende leds die beginnen te
branden.
Drie leds branden (rood, oranje
en groen):
Accu geladen
Twee leds branden (rood en
oranje):
Accu gedeeltelijk geladen
Eén led brandt (rood):
Accu moet worden geladen
Laad de accu (4) op
wanneer alleen nog de
rode led van de laadindicator
(3) brandt.
Accu opladen
Laat een opgewarmde
accu eerst afkoelen voor-
dat u hem oplaadt. Laad de
accu (4) op wanneer alleen
nog de rode led van de laadin-
dicator (3) brandt.
De lader heeft een venti-
lator voor koeling.
1. Neem indien nodig de accu
(4) uit het apparaat.
2. Schuif de accu (4) in de laad-
schacht van de lader (5).
3. Sluit de lader (5) aan op een
stopcontact.
4. Na het lade, koppelt u de
lader (5) los van het elektrici-
teitsnet.
5. Trek de accu (4) uit de lader (5).
Overzicht van de LED-
controleindicaties op de
lader:
Groene LED (6) brandt zonder
geplaatste accu:
lader gereed voor gebruik.
Groene LED (6) brandt:
accu is geladen.
Rode LED (7) brandt:
accu wordt opgeladen.
Rode LED (7) knippert:
accu oververhit
NL
BE
29