Zendcontrolelampje
Een radiosignaal wordt gesignaleerd door het oplichten van het zendcontrole-
lampje.
Bedieningstoets
De toetscommando's worden achtereenvolgens in de commandovolgorde IN-
LOPEN - STOP - UITLOPEN - STOP enz. omgezet.
Windsensor
Wanneer de winddrempelwaarde wordt overschreden, loopt de installatie
standaard in. Uitzonderingen worden in de betreffende ontvangerhandleiding
beschreven.
Zonnesensor
Wanneer de zondrempelwaarde wordt overschreden, loopt de installatie stan-
daard uit. Uitzonderingen worden in de betreffende ontvangerhandleiding be-
schreven.
Regensensor
Bij regen loopt de installatie standaard in. Uitzonderingen worden in de betref-
fende ontvangerhandleiding beschreven. Deze drempelwaarde kan niet wor-
den ingesteld.
Om een correcte regenherkenning te realiseren, wordt de
regensensor verwarmd. Ook in de handmatige modus loopt
de installatie bij regen in. Een handmatige bediening is op elk
moment mogelijk.
36 - nl
Functiebeschrijving