Viscount
UNICO 500 - 400 - 300
De pagina bestaat uit vier delen:
o MODE: selecteert het type windlade uit:
-
C – C#: alternerend
-
MONO: mono
-
DOUBLE CUSP: dubbele wig
-
CUSP: wig
-
DOUBLE WING: dubbele vleugel
-
WING: enkele vleugel
o FROM en TO: selecteren de uiterste posities van de uitgangen waarbinnen de winladen gepositioneerd
moeten worden. De waarde wordt aangegeven als [uitgangsnummer–tussenpositie tussen twee uitgangen],
rekening houdend met het feit dat er vier (2-4-6-8 op display) tussenposities tussen de ene en de andere
uitgang zijn. Een waarde van 40 betekent dat het uiteinde (FROM of TO) geplaatst is op de uitgang [4];
een waarde van 82 geeft aan dat het punt FROM of TO zich tussen de uitgang [8] en [9] bevindt, in de
buurt van [8] aangezien het zich op de eerste vijfde ruimte tussen [8] en [9] bevindt. De configuratie van
de hierboven afgebeelde pagina geeft een windlade met wig aan die geplaatst is tussen de uitgang [1] en
een tussenpositie tussen [4] en [5].
o [positie-indicator]: wordt voorgesteld door kleine rechthoekjes boven de tekening van de windlade en
geeft aan welke zone het onderliggende gedeelte t.o.v. het totale aantal uitgangen weergeeft.
o [windlade op de uitgangen]: in het onderste gedeelte van de pagina, toont op grafische wijze de windlade
met de referenties van de uitgangen die gebruikt worden, zodat een momentopname wordt geboden van
zijn positie en de uitgangen waarop de noten aanwezig zullen zijn op basis van de configuratie van de
windlade.
Om de configuratie van een ander register weer te geven, volstaat het om het trek- of wipregister te bedienen
of op [EXIT] te drukken om de functie af te sluiten. In beide gevallen wordt de zojuist ingestelde configuratie
automatisch opgeslagen.
9.2 CONFIGUREREN VAN DE AUDIO-UITGANGEN AAN DE ACHTERZIJDE
(functie EXT. OUT CONFIG)
Dank zij deze functie kan 'PROGRAMMABLE OUTPUTS' (programmeerbare uitgangen) worden
geconfigureerd voor de instelling van het Antiphonale signaal (regelbaar via de 'AMPLIFICATION' labels),
voor het totale signaal, maar ook apart voor het nagalmsignaal van het instrument. Kies het 'EXT. OUT
CONFIG.' veld in het 'SET-UP'-menu, dan verschijnt de volgende boodschap in het pop-up scherm:
Dit betekent dat de externe 'panning' (ruimtelijke positie, zie paragraaf 9.1) van bepaalde registers automatisch kan
worden gewijzigd. Registers, geplaatst tussen de uitgangen [2] en [3] (in modellen uitgerust met 4 uitgangen), [8] en
[9] (in modellen uitgerust met 12 uitgangen) of tussen [16] en [17] (in modellen uitgerust met 20 uitgangen), en/of
uitgangen geconfigureerd als 'GENERAL' of 'REVERB' zullen automatisch worden ingesteld als Mono op de
eerste uitgang van de eerder geconfigureerde panning (ruimtelijke verdeling van de registeruitgangen).
58
Gebruikersgids