11
Montage en bediening
Voor het inbouwen:
Afsluiterhuis- en membraanmateriaal
G
moeten zijn aangepast aan het
procesmedium.
Controleer de geschiktheid vóór de
G
inbouw!
Zie hoofdstuk 6 "Technische gegevens".
11.1
Montage van de afsluiter
WAARSCHUWING
Onder druk staande appendages!
® Kans op ernstig of dodelijk letsel!
Werk alleen aan drukloze installaties.
G
WAARSCHUWING
Agressieve chemicaliën!
® Aantasting!
Montage alleen
G
met geschikte
beschermingsuitrusting.
VOORZICHTIG
Hete installatiedelen!
® Verbranding!
Werk alleen aan afgekoelde
G
installaties.
VOORZICHTIG
Afsluiter niet als trede of opstapje
gebruiken!
® Gevaar voor wegglijden resp.
beschadiging van de afsluiter.
VOORZICHTIG
Maximaal toelaatbare druk niet
overschrijden!
® Voorkom eventueel voorkomende
drukstoten (waterslag) door
veiligheidsmaatregelen.
Laat montagewerkzaamheden alleen
G
door gekwalifi ceerd personeel uitvoeren.
Draag geschikte beschermingsuitrusting
G
overeenkomstig de regelingen van de
exploitant van de installatie.
R677
Plaats van inbouw:
VOORZICHTIG
Belast de buitenzijde van de afsluiter niet
G
te veel.
Kies de plaats van inbouw zodanig dat
G
de afsluiter niet als opstap kan worden
gebruikt.
Plaats de buisleiding zodanig dat stuw-
G
en buigkrachten alsmede trillingen
en spanningen geen invloed kunnen
hebben op het afsluiterhuis.
Monteer de afsluiter alleen tussen bij
G
elkaar passende, in één lijn liggende
buisleidingen.
Richting van het procesmedium:
willekeurig.
Inbouwstand van de afsluiter:
willekeurig.
Montage:
1. Geschiktheid van de afsluiter voor
de betreff ende toepassing
controleren. De afsluiter moet voor
de bedrijfsomstandigheden van
het buisleidingsysteem (medium,
mediumconcentratie, temperatuur
en druk) alsmede de betreff ende
omgevingscondities geschikt zijn.
Technische gegevens van de afsluiter en
de materialen controleren.
2. Stel de installatie resp. het installatiedeel
buiten bedrijf.
3. Beveilig de installatie tegen ongewenst
inschakelen.
4. Maak de installatie resp. het installatiedeel
drukloos.
5. Maak de installatie resp. het installatiedeel
volledig leeg en laat alles afkoelen totdat
de temperatuur van het medium lager
is dan de verdampingstemperatuur en
brandwonden uitgesloten zijn.
6. Ontsmet, spoel en ventileer de installatie
resp. het installatiedeel vakkundig.
Montage bij laseinden:
1. Respecteer de lastechnische normen!
2. Demonteer de aandrijving met membraan
voor het lassen van het afsluiterhuis (zie
hoofdstuk 12.1).
3. Laat de laseinden afkoelen.
24 / 36