5.4 Leidingen aansluiten
De retourleiding moet naar de doseertank worden teruggeleid. De
slangen moeten zonder knikken worden geplaatst.
Benaming
1
Zuigleiding vanaf de doseertank
2
Slangklem NORMA S10/9
Wormdraadklem NORMA 8–
3
16/9
1. Bevestig de zuigleiding aan de onderste aansluiting.
2. Bevestig de retourleiding aan de achterste aansluiting (Ø
6 mm).
3. Bevestig de doseerleiding aan de bovenste aansluiting.
4. Zet de leidingen met passende klemmen vast.
Benaming
Drukleiding naar de
4
overloopklep en het entpunt
(toebehoren)
Retourleiding naar de do-
5
seertank
Installatie
39 | 80