Een groep afspelen
1.
Selecteer een scene.
2.
Druk op de [GROUP]-knop.
Het GROUP-scherm verschijnt.
Huidige groep
Groepslijst
¹ De huidige geselecteerde groep (huidige groep) wordt aangeduid door
de cursor.
¹ Aan de rechterkant van het scherm wordt de patroonlengte voor
elke track in de huidige groep weergegeven en u kunt regelaar [E5]
gebruiken om het aantal maten voor de groep op te geven.
3.
Druk op de [ ø PLAY]-knop.
De huidige groep wordt afgespeeld.
4.
Druk op de [ ð STOP]-knop om het afspelen te stoppen.
5.
Als u een andere groep wilt selecteren, raakt u direct de
groepsnaam aan om deze te selecteren.
U kunt ook de [E2]-regelaar gebruiken om een selectie te maken.
Een nummer afspelen
1.
Selecteer een scene.
2.
Druk op de [SONG]-knop.
Het SONG-scherm verschijnt.
Er wordt een opeenvolging van vakken, groepsvakken genaamd, weergegeven
waarbij elk vak een nummer heeft dat de afspeelvolgorde aangeeft.
Binnen elk groepsvak vindt u informatie zoals het groepsnummer, de groepsnaam
en het aantal keren dat deze in loop zal worden afgespeeld. Er wordt niets
weergegeven in een leeg groepsvak.
3.
Druk op de [ ø PLAY]-knop.
Het nummer wordt afgespeeld en de groepen worden afgespeeld in de volgorde
waarin deze geplaatst zijn.
De huidige afspeelgroep (de huidige groep) wordt aangeduid door een groen
groepsvak.
4.
ð
Druk op de [
STOP]-knop om het afspelen te stoppen.
Een patroon opnemen
Er zijn drie manieren om een patroon op te nemen.
Opnemen in realtime
Maak een patroon door uw klavierspel en controllerbewerkingen
(Realtime REC)
op te nemen terwijl u deze uitvoert.
Opnemen in stappen
Maak een patroon door uw klavierspel opeenvolgend en in één
(Step Rec)
stap per keer op te nemen.
Met deze methode kunt u noten van elk instrument op de
TR-REC
stappen plaatsen waarop u deze wilt laten weerklinken. Deze
methode is geschikt voor het maken van drumpatronen.
Voordat u begint met opnemen, kunt u het best het bestaande patroon als volgt verwijderen.
1.
Selecteer een scene.
OPMERKING
Als u een patroon maakt en vervolgens omschakelt naar een andere scene of het
apparaat uitschakelt zonder de scene op te slaan, gaan de gegevens die u hebt
gemaakt, verloren.
2.
Druk op de [PATTERN]-knop.
Het PATTERN-scherm verschijnt.
3.
Raak <PTN UTILITY> aan.
Het PATTERN UTILITY-scherm verschijnt.
4.
Raak <DELETE> aan.
Het DELETE MENU-scherm verschijnt.
5.
Raak <DELETE ALL> aan.
Er verschijnt een bevestigingsbericht.
Als u wilt annuleren, raakt u <CANCEL> aan.
6.
Als u de bewerking wilt uitvoeren, raakt u <OK> aan.
Alle patronen worden verwijderd.
OPMERKING
Verwijderde patronen kunnen niet worden hersteld.
Opnemen in realtime (Realtime REC)
1.
Druk op de [ ó REC]-knop.
Het REC STANDBY-scherm verschijnt.
2.
Maak instellingen voor het opnemen.
Raak direct parameters op het scherm aan om deze te selecteren of gebruik het
[VALUE]-wiel om de waarde te bewerken.
TRACK/PATROON
Opnameparameter
Uitleg
Voegt een aftelling toe wanneer de opname start. Geef dit op
Count In
voordat u de opname start (terwijl deze gestopt is).
Geeft de maataanduiding op.
Time Signature
Dit kan worden opgegeven wanneer alle patronen leeg zijn.
Input Quantize
Geeft de kwantisatie op die wordt toegepast tijdens de opname.
Geeft op of het huidige geselecteerde ritmepatroon
RHY SYNC
automatisch wordt afgespeeld en wordt opgenomen wanneer
u de opname start (ON) of niet wordt opgenomen (OFF).
ON: Ga door met opnemen zelfs nadat u de maten die door
de Length-instelling zijn opgegeven, hebt opgenomen.
LOOP REC SW
OFF: Maak een overgang van opnemen naar afspelen
wanneer u de maten die door de Length-instelling zijn
opgegeven, hebt opgenomen.
Selecteert de speelgegevens die zullen worden opgenomen
REC EVENT
tijdens opnemen in realtime.
CLICK
Schakelt de klik (metronoom) in en uit.
Tempo
Geeft het tempo op.
Length
Geeft de lengte van het patroon op.
Geeft op of een nieuwe opname moet worden gemaakt of u
NEW/MIX
wilt overdubben/opnemen.
Omdat u door <TRACK/PATTERN> aan te raken naar het PATTERN-scherm gaat,
gebruikt u dit scherm om de track (1–16) en het patroon (A–H) die worden
opgenomen, te selecteren.
Wanneer u de track wijzigt die als opnamebestemming dient, wordt de zone die
door de track wordt afgespeeld, in tandem verplaatst.
(Voorbeeld) Track 2: Zone 2 (Bass) Ó Track 10: Zone 10 (Drum)
Na het selecteren van een track en patroon in het PATTERN-scherm, drukt u
nogmaals op de [REC]-knop.
3.
Druk op de [ ø PLAY]-knop om het opnemen te starten.
U kunt het opnemen ook starten door <START> aan te raken.
4.
Bespeel het klavier.
Regelaar- en controllerbewerkingen worden ook opgenomen.
5.
Druk op de [ ð STOP]-knop om het opnemen te stoppen.
Wanneer u klaar bent met opnemen, kunt u stappen 1–5 desgewenst herhalen om
patroonvariaties op dezelfde track op te nemen of een andere track op te nemen.
Als u groepen of een nummer maakt zoals beschreven in het volgende gedeelte,
kunt u het best de opname in verschillende tracks opsplitsen en verschillende
patronen maken zodat u deze van elkaar kunt onderscheiden.
Sequencer
Opnameparameter
19
19